Doorgaan naar hoofdcontent

Boekeloelie


De allerliefste opa van de hele wereld zou dit jaar 111 zijn geworden, als hij nog geleefd had. Wat natuurlijk niet zo is. (Stel je voor, hónderdenélf!) Nee, de allerliefste opa van de wereld overleed in 1986, toen hij 88 was en ik 15.
Omdat hij een paar honderd kilometer van ons vandaan woonde zagen we hem niet zo vaak, maar de laatste jaren van zijn leven belde ik hem iedere vrijdag op.

Zo’n telefoongesprek verliep altijd volgens een vast patroon. Opa nam op, mompelde ‘een momentje’ in de hoorn en legde deze vervolgens met veel gestommel op tafel. Intussen stond hij dan op en gooide een kleedje over de vogelkooi, om zijn twee lawaaiige parkieten - een blauwe en een groene - de snavel te snoeren. Want anders was er geen gesprek mogelijk. En als hij dan, na een paar minuten, terug aan de lijn kwam en ik vroeg ‘Hoe gaat het ermee, opa?’ antwoordde hij altijd: ‘Goedgoed!’

Goedgoed.
Mooi he? Niks klagende bejaarde. Hij zal heus ook zo zijn pijntjes en mindere dagen gehad hebben, hij was tenslotte oud en alleen, maar altijd riep hij vrolijk: ‘Goedgoed!’
Zondermeer.
Hoewel....soms voegde hij er iets aan toe.
Dan kwam er nog iets achteraan.
Volgde er een ‘maar’.

'Maar gisteren kreeg ik weer van die boekeloelie'.

Kunt u het zich nog herinneren? De introductie van de broccoli in Nederland? Dat er ineens een nieuwe groente in de winkels lag, een raar soort groene bloemkool?
Het werd indertijd zelfs groots aangekondigd in de kranten en op het journaal, ik weet het nog precies. (Zo staat me de komst van de courgette en de aubergine ook nog helder voor de geest.)

Voor mijn opa was het een drama. De arme man. Dacht dat ie alles had gezien, dat het leven geen nieuwe dingen meer voor hem in petto had - althans geen dingen waar hij nog iets mee moest - en dan was daar ineens die boekeloelie. Die regelmatig nog heel dichtbij kwam ook, namelijk voor zijn neus op zijn bord, want opa woonde in een bejaardentehuis en kreeg daar te eten wat de pot schafte. En die pot schafte opmerkelijk vaak broccoli.

Opa begreep er niets van. Waarom moest hij dat nou eten? En zo vaak? Waar had hij dat aan verdiend? Wat was er plotseling mis met sperziebonen en spinazie? Hij was er van overtuigd: er was een boekeloelie-complot gaande, tegen hem.
Ik weet niet of het nou alleen was omdat hij het niet kende, of omdat hij het gewoon echt niet lekker vond (misschien lag het wel aan de manier van bereiden, werd het geserveerd met zo’n vieze klodder kaassaus uit een pakje?), maar hij at het niet op. Hij vertikte het, liet het gewoon liggen. Een werkelijke daad van verzet, want tot dan toe had hij altijd zijn bord leeg gegeten. Zoals dat hoorde.

Wij vonden het natuurlijk reuze grappig. (‘Opa, het is broccoli. Broc-co-li.’) Maar eerlijk gezegd ben ik er zelf ook niet zo dol op. Geloof ik. Ik koop het namelijk nooit. Of is het misschien een onbewust eerbetoon?