Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit september, 2015 tonen

Nog even over de kat

Het viel me op dat de meeste reacties op mijn vorige blog iets zeiden in de trant van: ‘Lotje niet meer binnen laten en zelf een leuk jong katje nemen.’ Ja, ik moet natuurlijk volwassen zijn. Novy, de kattensteelster. Foei. Maar het wringt wel een beetje. Iemand schreef iets als: ‘Katten zijn nou eenmaal eigenzinnige, autonome wezens. Ze kiezen zelf wat ze willen doen en waar ze willen zijn. Ze hebben geen baas, maar personeel. Dus laat Lotje niet meer binnen en neem zelf een leuk jong katje.’ Vond ik een gekke ‘dus.’ Als mijn echtgenoot liever bij de buurvrouw is, dan ga ik toch ook niet aan haar vragen of ze hem alsjeblieft niet meer binnen wil laten? Of wel? Ja, misschien doen mensen dat ook eigenlijk juist wel. Het is de heersende moraal: hechten aan bezit. Vasthouden wat je hebt. Wat ik ook altijd heel gek vind is dat als er wordt vreemdgegaan binnen een relatie, de woede vaak gericht is op ‘die ander’. ‘Hij/zij moet met zijn/haar gore pote

Op kattengebied

Terwijl we in Nederland collectief in de ban zijn van de dode kat van Geert Wilders , gebeurde er hier thuis ook iets op kattengebied. Sinds een half jaar hebben wij een kat. Ik vertelde er al eens over. We zijn allemaal stapelgek op haar. Ze slaapt in onze bedden en als we eten, zit ze bij ons aan tafel, op de zesde eetkamerstoel. Dat het strikt genomen niet onze kat is, is langzamerhand als bezwaar om van haar te houden steeds verder naar de achtergrond verdwenen. Maar vanavond stonden ineens haar rechtmatige baasjes voor de deur. En ja, ik moest ze natuurlijk wel binnenlaten; de vrouw, met een jongetje van een jaar of vier en zijn werkelijk schattige kleine zusje. Het was ..... ongemakkelijk. Ik deed zojuist Bo – die bij een vriendin logeert en het bezoek gemist had – verslag: (Ik weet soms niet of ik wel zo'n heel goede moeder ben...)

De put

Het is heel goed mogelijk dat ik hier spijt van ga krijgen. Omdat het persoonlijker is dan me lief is. En omdat ik een (irreëel?) grote angst heb om van vals sentiment beticht te worden. En omdat het een gedeelte uit een brief is die ik vorig jaar schreef aan iemand die in het donker was beland, in een poging hem een hart onder de riem te steken (geen idee of dat gelukt is – waarschijnlijk niet) en het misschien op z’n minst een beetje ráár is, als hij de woorden die ik aan hem schreef, ineens hier, openbaar gepubliceerd, zou lezen. Maar ik heb besloten dat het kan en mag; het zijn de passages die alleen over mij gaan – en ik geloof niet dat ik het ooit beter kan opschrijven.  Dus ik doe het. Omdat ik dit vandaag nog op Facebook heb gedeeld: En het misschien inderdaad goed zou zijn als er meer over depressie gepraat werd. Op een dag besloot ik dat ik niet meer wilde leven. Het was 1997, ik was 26 en ik was al zo’n vier jaar ziek, waarvan twee jaar heel depressief.

Napraten

Zeventien jaar geleden heb ik een vriendin zien sterven. Dat was een ingrijpende ervaring. Ze had kanker, al een paar jaar, maar ineens ging ze heel snel achteruit. Ze lag in een ziekenhuisbed en kon niet meer praten, al probeerde ze dat nog wel. Ze ging steeds zwaarder ademhalen en ik weet nog dat ik alleen maar paniekerig dacht: Doe iets! Doe dan iets! Iemand moet iets doen!  (Ik kan al niet tegen een lijdend insect. En vorig jaar heb ik nog een stoeptegel op een stervende vogel gegooid – geen idee overigens of ik die vogel daar een plezier mee deed, maar ja, ik kon het niet aanzien, hè.) Maar ik zei natuurlijk niets. Ik stond gewoon als aan de grond genageld bij het bed, want ik wist het wel: er was niets meer aan te doen. This was it. En er wérd al wel iets gedaan; ze kreeg palliatieve sedatie en morfine, tegen de benauwdheid en de pijn, om het haar zo comfortabel mogelijk te maken. Comfortabel: zo zag het er niet uit. Ik vond het echt afschuwelijk. Niet alleen