Zo kun je het op je boterham smeren, maar ook - dat las ik pas ergens - gebruiken om kauwgom mee uit je haar te verwijderen. (Nou heb ik eigenlijk nooit kauwgom in mijn haar en pindakaas in mijn haar lijkt me eerlijk gezegd nóg viezer, maar toch. Handig om te weten.)
Ook kun je over pindakaas heel goed ruzie maken, op een doorsnee maandagochtend.
‘Wat wil je op je derde broodje,’ hoorde ik Henk aan Bo vragen, toen ik de trap af kwam en hij blijkbaar bezig was de lunchtrommels te vullen.
‘Chocopasta,’ antwoordde Bo. (Wat meer klonk als sjookepast.)
‘Nee, zei Henk, ‘Je hébt al een broodje met zoet’.
‘Oh,’ zei Bo.
‘Dan doe je pindakaas,’ bemoeide ik me ermee.
‘Ze hééft al een broodje met zoet.’
‘Pindakaas is toch niet zoet?’
‘Wel.’
‘Niet.’
‘Wel. Zit tjokvol met suiker.’
‘Echt niet.’ Ik greep de pot en las voor wat er op het etiket stond: ‘85% pinda’s, plantaardige olie, plantaardige vetten en zout. Das geen suiker hè.’
‘Kun je wat zachter praten? Je schreeuwt een beetje.’
‘Ik schreeuw helemaal niet.’
‘Je schreeuwt wel. Je schreeuwt altijd meteen.’
‘Maar hoorde je nou ook wát ik zei?’
‘Ja hoor. Geen suiker. Maar toch.....is het.....prétbeleg.’
‘Vind jij. Omdat jij nou eenmaal gek bent op pinda’s. Dan is voor mij kaas dus pretbeleg.’
‘Nee.’
‘Wat nee?’
‘Dat is onzin. Pindakaas hoort gewoon bij het zoete beleg.’
‘Waarom?’
‘Nou, gewoon. Omdat het daar bij hoort.’
‘Omdat het in een pot zit?’
‘Ja.....nee. Omdat het in de winkel bij het zoete beleg staat.’
‘Oja. Net als Marmite, zeker. En sandwichspread. Ook heel lekker zoet. Haha.’
(....)
(....)
Het voordeel van ruzie op de maandagochtend is dat het nooit echt kan escaleren: daar is domweg geen tijd voor. Om kwart over acht moet men namelijk op de fiets zitten, richting school.
Ik was het dan ook allang weer vergeten, toen ik rond elf uur het volgende smsje kreeg:
Hey. Ik hou van jou.
Pindakaas is geen zoet beleg, jij wel.
Hey. Ik hou van jou.
Pindakaas is geen zoet beleg, jij wel.
Xxx
(Ik ben gestampte muisjes, denk ik. Welk zoet beleg bent u?)