Doorgaan naar hoofdcontent

Uur 1

Terwijl ik hier achter mijn computer zit te zwoegen op een onderzoeksrapport klinkt uit de box de stem van mijn kleinste dochter: Tata, tatata, tata. Net een echte baby. Het klinkt zo gezellig, dat ik er maar even een kopje koffie bij haal en er naar ga zitten luisteren. Want gezellig, daar ben ik wel aan toe.

Okee, ik weet het wel, ik zou een half uur eerder op kunnen staan.
Dat zou een heel stuk schelen. Maar ja: winter, lekker warm in bed, zo donker nog buiten...dus wordt het toch steeds half acht voor ik een keer onder de douche sta. Met dan nog een uur om op school te komen, met drie kinderen. Waarvan twee met ingepakte tassen met fruit en drinken en een broodtrommel voor 'de overblijf', en een derde die alleen meegaat voor spek en bonen maar desalniettemin aangekleed en warm ingepakt moet worden in de wandelwagen met vaak ook nog de regenkap eroverheen.
Eerlijk zijn: de boterhammen smeert Henk, voordat hij om kwart over 7 naar de trein fietst. En wat hij ook nog doet is koffie maken met opgeklopte melk en dat samen met een fles voor Loïs naar boven brengen en op mijn nachtkastje zetten naast mijn ontwakend hoofd, maar dat kan ik beter niet zeggen want dan heeft u geen medelijden meer met mij dus ik streep deze zin nu in zijn geheel door.
Maar de rest doe ik. En dat is best veel. Ik moet niet alleen mezelf aankleden, ik moet ook een baby aankleden en, het grootste karwei, zorgen dat twee grote kinderen zichzelf aankleden.

Okee, ik weet het wel (2), ik zou de avond van tevoren vast hun kleren klaar kunnen leggen.
Ik doe dat wel eens en inderdaad, het werkt. En dan neem ik me voor om dat altijd te doen, maar voor ik het weet zit de klad er al weer in. Planmatigheid is gewoon niet zo mijn ding.

Hier gaat het meestal ongeveer zo.
Ik stap onder de douche vandaan, kijk op de klok, denk 'f*** ik moet opschieten' en roep richting een donker kamertje waar twee nu al op op pubers lijkende nog net/net niet meer kleuters naar Spongebob liggen te kijken: "Bo en Merlijn, gaan jullie je ook aankleden!"
Waarop Merlijn antwoordt: 'Nee!"
En Bo: "Maar wat moet ik aan dan?"
Dat laatste is dan voor mij het teken om naar hun kasten te lopen en op de grond twee bergjes kleren neer te leggen compleet met ondergoed en sokken. Om even daarna, als ik me probeer te concentreren op mijn eigen klerenkast, Merlijn te horen roepen: "Maar ik wou mijn Peter Pan pak aan!" en Bo: "Ik wil geen broek aan, ik wil een maillót!"
(...)
Eenmaal beneden, als we nog snel moeten ontbijten, valt natuurlijk de bekende beker chocomel om, spuugt Loïs haar decolleté vol met opvolgmelk, ren ik naar boven voor een schone romper, ren nog een keer naar boven voor een haarelastiekje voor Bo, dweil ik met één hand de chocomel op terwijl ik met de andere in het schoolrooster probeer te ontdekken of Bo vandaag gym heeft, zoeken we met z'n allen onder de bank naar de schoen van Merlijn en besluit ik toch nog een derde keer naar boven te rennen om mascara op te doen. (Omdat ik dat was vergeten. En zonder mascara naar buiten, dan doen we dus niet hè.)

Zo stressen we ons dus door de vroege ochtend heen en zijn al moe voor de dag goed en wel begonnen is.
Althans, Bo en ik.
Merlijn niet.
Want hoewel hij een groot deel van de chaos veroorzaakt, krijgt hij er zelf weinig van mee. Hij drentelt wat dromerig door zijn eigen wereld. En presteert het werkelijk om, als we ein-de-lijk bij de voordeur staan met onze jassen aan en onze tassen om en onze voetenzakken dichtgeritst en ik schreeuw met klem zeg: "Numoetenweéchtgaananderskomenwetelaat!" verbaasd te vragen: "Maar waar gaan we dan naar toe?"