Doorgaan naar hoofdcontent

2003: Niet alleen een moeilijk wijnjaar

Het is eigenlijk de schuld van Susy. Die op haar blog beschreef wat ze dacht toen uit de 20 weken-echo bleek dat het kindje in haar buik een jongetje was.
Ik meende me te herinneren dat ik, jaren terug, zo’n beetje exact hetzelfde had opgeschreven, in het 9 maanden zwanger-dagboek van Merlijn. Wat ik vervolgens natuurlijk onmiddellijk moest gaan opzoeken, om te kijken of ik gelijk had.

Ja, stom.
Nogal naïef.
Gewoon even niet bij nagedacht. Dat die 9 maanden van Merlijn voornamelijk in 2003 vielen.
2003. Dát jaar.

Ik zag het natuurlijk meteen toen ik begon te bladeren. Ojee, dacht ik.
Stoïcijns als ik ben heb ik natuurlijk toch eerst even de betreffende passage opgezocht (inderdaad: bijna letterlijk! Geweldig, mijn geheugen!) en een reactie getyped op de post van Susy.
Maar daarna. Móést ik gaan lezen. En ook weer een beetje huilen.
Want 2003. Poeh, 2003.
En hoewel ik me had voorgenomen dit blog vooral luchtig te houden, ga ik het verhaal toch maar vertellen nu.

Op 1 januari vierden we de 1e verjaardag van Bo. Onze lieve Bo, die van 2002 een tópjaar had gemaakt. Bovendien zat er nu in mijn buik weer een kindje en de eerste drie spannende maanden waren net voorbij. Het had er alle schijn van dat het een geweldig jaar zou worden. En zo begon het ook.
Totdat, op vrijdag 28 maart - ik was inmiddels ruim 6 maanden zwanger - mijn moeder belde met het bericht dat mijn vader in het ziekenhuis was opgenomen.
Wat begon met een ogenschijnlijk simpele blindedarmontsteking eindigde in een nachtmerrie. Tijdens een 11 uur durende operatie waarin werkelijk alles misging wat mis kon gaan belandde hij in een coma. 48 uur later hadden al zijn organen het opgegeven en werd hij nog slechts in leven gehouden met machines.

Dit proces volgde ik volledig door de telefoon; mijn ouders woonden in het zuiden van Frankrijk. Ik had er natuurlijk meteen naar toe kunnen gaan, maar ik kon het allemaal niet zo goed beslissen. Moest ik alleen gaan? Of met Bo? Of met Henk en Bo? Bovendien veranderde de situatie elke paar uur. Van ernstig, naar zeer ernstig, naar niet meer te redden.
Maandag om 15.00 uur had ik eindelijk de tickets in handen waarmee we de volgende dag (op 1 april!) met zijn drieën naar Toulouse zouden vliegen. Om 18.00 uur belde mijn moeder om te vertellen dat mijn vader was overleden. En toen we de volgende dag na een lange reis, met overstap in München, aankwamen in het dorp, lag hij al opgebaard in de woonkamer.

In Frankrijk geldt de regel dat een overledene binnen twee dagen moet worden begraven of gecremeerd. Daar hebben we met moeite een dag aan toe mogen voegen, maar dan nog! Omdat we pas op dinsdagavond waren aangekomen hadden we precies één dag om alles te regelen. Eén dag. En probeer maar eens iets te regelen daar in die Pyreneeën. Ik bedoel: de contreien aldaar staan bekend om de grootste ketterverbrandingen in de geschiedenis, maar kom er maar eens om een crematorium. (Ook niet gek natuurlijk als iedereen er zo’n beetje Katholiek is en dus wordt begraven. Maar ja, je moet wat als het iemand’s grootste angst was om onder de grond gelegd te worden.)
En verder. Een uitvaartondernemer bestaat niet, dus je gaat zelf uit shoppen: een kist, bloemen. Een auto huren. En dan nog de ‘gewone’ dingen zoals rouwkaarten versturen (waarvan je weet dat ze allemaal te laat zullen aankomen) en muziek uitzoeken.
En dit allemaal met constant harde buiken van de stress, een moeder die –logisch – nog steeds volledig van de kaart is en een dreumes van 15 maanden die of all moments uitgerekend die dag uitkiest om te gaan lopen. En zonder broers of zussen om te helpen. Want die heb ik niet. Gelukkig was daar wel Henk: mijn grote steun en toeverlaat. Alleen vervelend dat hij zich niet fit voelde en steeds klaagde over pijn in zijn maag.

Alles lukte, maar het werd een allertreurigst gebeuren. Met 10 mensen en een halve paardenkop in een troosteloos gebouwtje aan de provinciale weg. Waar Henk nog een paar hele mooie woorden heeft gesproken, iets wat mijn moeder en ik allebei niet konden opbrengen. En waar we, nadat de kist achter twee schuifdeurtjes was verdwenen, in een aangrenzend kamertje op een zwart-wit monitor het daadwerkelijke verbranden mochten aanschouwen. (Hè? Ja, echt.) Maar daar hebben we beleefd voor bedankt.

Aan het eind van de middag waren we weer terug in het huis. Niemand wilde echt wat eten. En niemand wilde praten. We dronken wijn en zaten stil bij elkaar. Murw geslagen. Op een bepaald moment bracht ik Bo naar bed en ging douchen. In de ochtendjas van mijn vader kwam ik weer beneden.

En toen gebeurde het onvoorstelbare.

"Nu word de pijn wel heel erg" gromde Henk ineens. Mijn moeder en ik keken op, en zagen Henk in een vreemde houding op de bank zitten, voorover leunend met zijn knokkels op de salontafel. Ik probeerde erachter te komen wat er mis ging, maar ik kreeg geen contact met hem. Hij was niet meer aanspreekbaar. Het leek wel of hij een hartaanval had. Of zoiets. Dit gebeurt niet echt, dacht ik. Maar het gebeurde wel echt.
Mijn moeder belde het nummer van de huisarts. Maar die was er niet. Dus toen belde ze de ambulancedienst. En die zou komen.
Ik had me intussen heel snel aangekleed en was naar buiten gerend. Misselijk van angst stond ik buiten op straat, in het donkerste donker te turen of ik in de verte lichten zag aankomen, of een sirene hoorde. Af en toe rende ik even naar binnen, om te kijken of er iets veranderde.
Na iets meer dan een uur kwam dan eindelijk de ambulance, tegelijk met de huisarts. Na een kort onderzoek, wat nauwelijks mogelijk was omdat hij zo verkrampt was van de pijn, kreeg Henk een infuus met morfine en de relatieve ontspanning die daarop volgde was net genoeg om hem op een brancard en in de ambulance te krijgen.

Inmiddels had mijn moeder een (Nederlandse) kennis uit het dorp gebeld, die met mij achter de ambulance aan wilde rijden. Naar het ziekenhuis, 75 kilometer verderop. Het was afschuwelijk. Eerst reed de ambulance zo tergend langzaam over de bergweggetjes dat ik hem wel vooruit wilde duwen, later, op de grotere weg, zo hard dat we hem niet meer konden bijhouden.

Uiteindelijk kwamen we laat in de avond aan in het ziekenhuis van Carcassonne. Het ziekenhuis dat ik nog nooit van binnen had gezien, maar waar mijn vader 3 dagen geleden was doodgegaan.
We moesten eerst een tijd wachten. En toen werd ik opgehaald en moest ik meelopen, naar het einde van een gang, waar ik Henk wanhopig van pijn en angst aantrof in een bed, en een arts mij duidelijk maakte dat ik me op het ergste moest voorbereiden. Ze wisten niet precies wat er aan de hand was, maar het was ernstig en ze gingen nu opereren. Het was maar beter als ik naar huis ging, met het oog op mijn toestand.

En toen ging ik door het lint. In vloeiend Frans heb ik staan roepen dat ze hem moesten redden, hoorden ze wel! Omdat hij pas 37 was, en we een kindje hadden van 15 maanden dat thuis lag te slapen. En dat ik zwanger was! En dat die Nederlandse meneer die hier een paar dagen geleden was overleden mijn vader was. En dat ik echt niet ook nog mijn man ging verliezen in dit klote-ziekenhuis....! En daarna was ik helemaal leeg. Ik kon niet meer praten en niet meer lopen: letterlijk verlamd van angst. Henk werd intussen op een bed langs mij heen naar de OK gereden en terwijl we elkaar aankeken hield hij zijn hand omhoog en omklemde met zijn andere hand zijn trouwring. En ik deed maar hetzelfde. De kennis voerde me vervolgens mee naar de auto en ik kon niet eens protesteren.

Thuisgekomen ben ik naast Bo gaan liggen en viel onmiddellijk in slaap, om een uur later weer wakker te schrikken. Ik wilde onmiddellijk terug naar het ziekenhuis. Mijn moeder stelde voor te bellen, maar dat wilde ik pertinent niet, ik was te bang om door de telefoon te horen dat Henk het niet had gered. We wekten de buren - het was nog steeds nacht - en vroegen de buurman met mij naar Carcassonne te rijden.

En daar vond ik Henk, op de uitslaapkamer. Mijn lieve grote Henk, in een bed met allemaal slangen en infusen en zakken. Hij had een maagperforatie gehad. En het was kantje boord geweest. Maar hij leefde!

De weken die daarop volgden waren uitputtend. Ik reed elke dag op en neer naar het ziekenhuis, in het begin zelfs twee keer per dag. In het 9 maanden-dagboek van Merlijn hield ik de gebeurtenissen bij:


woensdag 09 april 2003
“Het gaat, maar het houdt niet over. Ik ben erg moe. Ik heb vannacht slecht geslapen, omdat Bo de hele nacht aan het spoken is geweest. Hoewel ik er toch redelijk in slaag haar regelmaat te geven is ze helemaal van slag, ze voelt natuurlijk dat er van alles aan de hand is. Henk gaat langzaam vooruit, met de nadruk op langzaam, maar wel vooruit dus daar doe ik het mee. Ik heb gisteren even de wond gezien, toen de dokter kwam controleren, en ik ben wel geschrokken. Echt enorm! Wel 25 centimeter en heel opgezet en rafelig...hij heeft nog steeds erg veel pijn, en wordt zwaar onder de medicijnen gehouden, soms is hij zo vaag dat een normaal gesprek niet mogelijk is. Ik neem Bo nog niet mee naar het ziekenhuis, dat moet nog maar even wachten. De verpleegsters op zijn afdeling maken zich allemaal zorgen om mij, wel schattig, ze gaan een afspraak voor me maken op de verloskundeafdeling om mijn baby-in-buik te controleren, wel fijn, want ik heb nog steeds te veel harde buiken, hoewel ik zelf een stuk kalmer ben nu.”

donderdag 10 april 2003
“Het gaat goed, een beetje op de manier van twee stapjes vooruit, een terug. Hij herstelt zich goed van de operatie, maar ook treden er telkens wat complicaties op. Momenteel heeft hij problemen met zijn long, die in de verdrukking zit door de enorm opgezette en nog steeds geïnfecteerde maag. Hij krijgt nu andere antibiotica om te zorgen dat de long niet ook gaat ontsteken, maar ik vind gewoon dat dat niet gebeurt. Ja, ik ontpop mij tot een ware positivo.
Nog een grappig detail, hij heeft twee ‘drainzakjes’ op zijn buik, en die zitten vast aan zijn buik met...veiligheidsspelden! Gewoon van die grote huis-tuin-en-keuken-veiligheidsspelden! Ze zijn nu bezig de slangen langzaam te verwijderen, dus elke dag maken ze de veiligheidsspelden los, trekken de slang een stukje naar buiten en prikken de spelden weer vast. Toen Henk me dit verhaal vertelde dacht ik echt: die heeft koorts of die zit onder de morfine, laat maar zitten. Maar inmiddels heb ik het met eigen ogen gezien. Bizar!! Rare Romeinen hoor, die Galliërs. Dit kan blijkbaar niet met een pleister? Het kan Henk trouwens weinig schelen, moet je nagaan hoeveel pijn hij nog steeds heeft.”

maandag 14 april 2003
“Het gaat weer een beetje beter, Henk herstelt echt goed van de operatie, kan al weer een paar stappen lopen. Maar de complicatie met zijn long is nog steeds niet onder controle. Hij blijft heel kortademig, naar om te zien. Gisteren hebben ze vocht achter zijn long weggezogen, 2,5 liter! Hoe daar zoveel vocht komt weten ze niet, ik hoop maar dat hij geen blijvend longletsel heeft? Vandaag krijgt hij weer een groot onderzoek.”


dinsdag 15 april 2003
“Het onderzoek van gisteren heeft helaas geen goed nieuws opgeleverd, het vocht had zich al weer opnieuw opgehoopt. De long is toch ernstiger beschadigd (lees: verbrand door maagzuur) dan aanvankelijk werd aangenomen. De buitenkant van de long is een grote brandblaar en daardoor ontstaat al dat vocht.
Wel balen hoor, als het goed was geweest had hij vandaag naar huis gemogen, nu wordt het waarschijnlijk na het weekend pas. Maar ja. De artsen zeggen steeds dat we ons geen zorgen moeten maken, dat het echt weer goed komt, daar houden we ons dan maar aan vast.
Met mij gaat eigenlijk hartstikke goed, ik hou de moraal hoog. Ik ben ook behoorlijk ontspannen, mijn buik is rustig en Bo is geweldig (ze loopt, had ik dat al geschreven? Ik heb gisteren 'echte' schoenen voor haar gekocht). Mijn moeder heeft goede en slechte dagen, maar ook dat is normaal.”


“Zo'n maagperforatie kan dus inderdaad ineens ontstaan. Henk heeft waarschijnlijk wel al een tijdje een maagzweer gehad, maar die kan er dus zitten zonder al te veel klachten te geven. 's Avonds is de maagzweer dus plotseling heel erg gaan zweren en heeft zich binnen enkele minuten een gat door de maagwand gegraven. De maaginhoud is zijn buikholte in gelopen, wat een acute blindedarm- en buikvliesontsteking tot gevolg had, en omdat het gat aan de bovenkant van zijn maag zat heeft het maagzuur (zo agressief als zoutzuur) een gat in het middenrif gebrand en de long beschadigd. Niet vreemd dat hij zo'n pijn had....bah, dat is achteraf nog wel het allerergst, om hem zo te hebben zien creperen van de pijn, daar heb ik echt een beetje een trauma van. Maar dat beeld zal langzaam wel weer verdwijnen.”


woensdag 16 april 2003
“Henk heeft tegenwoordig twee behandelend artsen, (de ‘buikarts' en de ‘longarts’) en die zijn het chronisch oneens, met name over wanneer hij het ziekenhuis uit mag. Nu ook weer, de ene zegt dat hij vandaag weg mag, de andere zegt vrijdag. Nou, ik hoor het wel, lang zal het in elk geval niet meer duren. Ben blij dat hij straks weer bij me is, maar ik vind het ook een beetje eng.”

vrijdag 18 april 2003
“We zijn herenigd! Heel fijn. Het is nog een beetje behelpen, Henk mag bijvoorbeeld absoluut niet tillen, dus ook Bo niet, en dat vindt ze natuurlijk maar raar. Maar allemaal bijzaak, hij is er weer en het wordt vanaf nu alleen maar beter. Ik denk dat we nog een week hier zullen zijn, en dan gaan we met de trein naar Nederland, niet echt fijn zo'n lange reis, maar Henk mag niet vliegen, dat is heel gevaarlijk met vocht achter zijn long. Ik had daar al zo'n vermoeden van. (We moeten trouwens wel langs Schiphol, want grappig detail: daar staat onze auto nog steeds, elke dag opnieuw 5 euro te kosten...)”

maandag 21 april 2003
“Ik heb hier in Frankrijk geen echo gehad, dat leek me niet nodig, ze zouden het in Nederland ook niet gedaan hebben, tenslotte. Hoewel het hier wel de gewoonte is, bij elke controle. Het is hier trouwens ook de gewoonte dat je het geslacht van je kindje weet en dat met iedereen deelt. De eerste vraag die je krijgt als iemand ziet dat je zwanger bent is: 'Fille ou garçon?’ Nou maken wij daar geen geheim van dus daar antwoord ik gewoon trots op, maar dan volgt meteen de tweede vraag: 'En hoe heet hij?' Huh??? Dat is dus gebruikelijk hier, dat je ongeboren kind al een naam heeft en dat iedereen die ook al weet. (Zodat ze rond de bevallingsdatum kunnen bellen en vragen:'is Jean-Luc al geboren?') Als ik zeg dat we dat nog niet willen vertellen doen ze dat af als bijgeloof. Ik heb het al vaker gezegd, maar rare lui hoor, die Fransen.”

dinsdag 22 april 2003
“Wij hebben gisteren de as van mijn vader uitgestrooid. Leek ons wel een goed moment, het was precies drie weken geleden dat hij is overleden, het was Pasen en de wind stond ook nog de goede kant op (ja, waar je al geen rekening mee houdt). We hebben het uitgestrooid bij het kapelletje waar Henk en ik zijn getrouwd, ongeveer een kilometer buiten het dorp. Het was de favoriete plek van mijn vader om te wandelen met de honden en er is ook een begraafplaats bij waar mijn moeder als het zover is begraven wil worden, zodat ze op den duur weer bij elkaar zijn. Wel een mooi idee.”

donderdag 01 mei 2003
“We zijn thuis!. De reis viel heel erg mee, ik vind reizen sowieso nooit zo erg, en zo lang was het nou ook weer niet. Twee keer vier uur, en een uur overstaptijd in Parijs. (Overstappen niet op hetzelfde station, trouwens, we gingen met de taxi van Gare de Lyon naar Gare du Nord, dus hebben we ook weer eens iets van Parijs gezien.) Henk voelde zich na een paar slechtere dagen gelukkig op de reisdag iets beter, dus al met al was het prima te doen. Wat grappig was, we hadden nogal veel bagage (een hele zware koffer, een iets minder zware trolley, drie tassen, een wandelwagen en een kind) en Henk mocht dus niets tillen. Nou is er natuurlijk niet aan hem te zien wat er aan de hand is, op het eerste gezicht ziet hij er zelfs behoorlijk blakend uit: hij heeft net een week niets anders gedaan dan in de zon zitten. Maar ik ben behoorlijk zichtbaar 7 maanden zwanger en liep dus met alles te sjouwen. Op de stations, trap op en trap af, trein in en trein uit, en alles steeds in drie of vier keer. Henk heeft nog nooit zoveel verwijtende blikken gekregen, 'wat BEN jij voor man, die zijn zwangere vrouw het zware werk laat doen en zelf geen poot uitsteekt' heel komisch, hij keek er zo ongelukkig bij!”


Ja, toen waren we weer thuis. Na een héle rare maand. Waarin ik één ding wel heb gemerkt: er is niets wat beter helpt in tijden van ziekte en dood, dan een kindje in je buik. Nieuw leven als tegengif.
Op 12 juli, 2 maanden later, werd Merlijn geboren. Onze kleine grote tovenaar. En redde 2003.