Door die beesies van de Appie heb ik nu dus steeds dat suffe liedje in mijn hoofd - en ik zal vast niet de enige zijn: Allemaal Beestjes. (Weet je wat ik zie als ik gedronken heb, etc. Nee? Klik.)
Een vreselijk liedje, waar ik tegelijkertijd een soort van tedere gevoelens voor koester.
Een vreselijk liedje, waar ik tegelijkertijd een soort van tedere gevoelens voor koester.
Omdat ik er hoegenaamd zonder dat liedje niet was geweest.
We spreken 1967.
Mijn moeder werkte bij een zakkenfabriek. Een fabriek waar zakken werden gemaakt: papieren zakken, plastic zakken, grote zakken, kleine zakken. Heel boeiende materie.
En mijn moeder werkte daar dan als typiste. U moet zich dat als volgt voorstellen: in een kantoor met lange tafels zaten een stuk of twintig dames, allemaal achter hun eigen typemachien. Facturen uit te tikken. En pakbonnen. En weet ik veel wat voor documenten nog meer. Tikketikketikketik.
En dat was dan ook meteen het enige geluid dat je hoorde, want er mocht tijdens werktijd niet gepraat worden. Niet. Gepraat.
En mijn moeder, nja, die werd daar dus een beetje recalcitrant van. Een tikje obstinaat.
Ja, recalcitrant, obstinaat, ik herken dat verder niet zo hoor. Ook niet bij mijn kinderen.
Nee.
Maar goed.
Het was dus in de tijd van dat hitje, dat zo vervelend in je hoofd bleef zitten. Het was vrijdagmiddag, het was warm op kantoor en mijn moeder verlangde naar buiten. Naar het weekend. Ze keek wat om zich heen en dacht...ja geen idee eigenlijk wat ze dacht, maar ineens voelde ze het opkomen. Een kriebel, diep vanuit haar borstkas. Een deel van haar wilde het nog wel onderdukken, maar er was geen houden aan: het borrelde gewoon langzaam maar zeker omhoog. Tot ze haar mond opendeed en op volle sterkte door het kantoor galmde: 'Béééééééstjes, bééheehééstjes! Allemaal beestjes, om me heen...!'
Haar collega-typistes schoten in de lach. Heel zachtjes natuurlijk, voorzichtig in hun knuistjes, want het waren heel gehoorzame kantoormeisjes.
En mijn moeder?
Die werd ontslagen. Onmiddellijk ende op staande voet.
De baas kon er de grap niet van inzien.
Mijn moeder vond het eigenlijk wel best.
Want het was misschien toch niet helemaal haar job.
Maar het leukste van het verhaal komt nog.
Er was namelijk een directeur van een uitgeverij, die toevallig nét op zoek was naar een directiesecretaresse. Iemand met humor en lefen looks. En die directeur hè, die hoorde dus via via van dit voorval. En hij dacht: Yo! Die vrouw, die kon wel eens precies de secretaresse zijn waarnaar ik op zoek ben.
En.. nouja.
Einde.
We spreken 1967.
Mijn moeder werkte bij een zakkenfabriek. Een fabriek waar zakken werden gemaakt: papieren zakken, plastic zakken, grote zakken, kleine zakken. Heel boeiende materie.
En mijn moeder werkte daar dan als typiste. U moet zich dat als volgt voorstellen: in een kantoor met lange tafels zaten een stuk of twintig dames, allemaal achter hun eigen typemachien. Facturen uit te tikken. En pakbonnen. En weet ik veel wat voor documenten nog meer. Tikketikketikketik.
En dat was dan ook meteen het enige geluid dat je hoorde, want er mocht tijdens werktijd niet gepraat worden. Niet. Gepraat.
En mijn moeder, nja, die werd daar dus een beetje recalcitrant van. Een tikje obstinaat.
Ja, recalcitrant, obstinaat, ik herken dat verder niet zo hoor. Ook niet bij mijn kinderen.
Nee.
Maar goed.
Het was dus in de tijd van dat hitje, dat zo vervelend in je hoofd bleef zitten. Het was vrijdagmiddag, het was warm op kantoor en mijn moeder verlangde naar buiten. Naar het weekend. Ze keek wat om zich heen en dacht...ja geen idee eigenlijk wat ze dacht, maar ineens voelde ze het opkomen. Een kriebel, diep vanuit haar borstkas. Een deel van haar wilde het nog wel onderdukken, maar er was geen houden aan: het borrelde gewoon langzaam maar zeker omhoog. Tot ze haar mond opendeed en op volle sterkte door het kantoor galmde: 'Béééééééstjes, bééheehééstjes! Allemaal beestjes, om me heen...!'
Haar collega-typistes schoten in de lach. Heel zachtjes natuurlijk, voorzichtig in hun knuistjes, want het waren heel gehoorzame kantoormeisjes.
En mijn moeder?
Die werd ontslagen. Onmiddellijk ende op staande voet.
De baas kon er de grap niet van inzien.
Mijn moeder vond het eigenlijk wel best.
Want het was misschien toch niet helemaal haar job.
Maar het leukste van het verhaal komt nog.
Er was namelijk een directeur van een uitgeverij, die toevallig nét op zoek was naar een directiesecretaresse. Iemand met humor en lef
En.. nouja.
Einde.