Doorgaan naar hoofdcontent

Over spijt, een vinger en een film die geen film is

Ik voel een warrig logje aankomen. Want ik heb een beetje een warrig hoofd. Met van die gedachten die allemaal door elkaar springen en op elkaar botsen. Ten eerste heb ik een beetje spijt van mijn laatste stukje, over dat kermisvuurwapen. Niet alleen heeft het volledig de aandacht weggenomen van mijn blije verhaal over peterselie, ook lijkt het nu net of Henk zo’n vader is die wellustig zijn zoon schietgerei laat uitzoeken en Merlijn een klein sadistje dat zijn zusje dreigt te vermoorden: ontstaan door een combinatie van hevige verontwaardiging en wat dichterlijke vrijheid mijnerzijds is dit, mensen, geenszins een goede weergave van de werkelijkheid. Dat u dat even weet.
Wat wel overeind blijft trouwens is mijn hekel aan de kermis. Het is een geldverslindende, lawaaierige, kleverige kwelling. Met stomme prijzen. Want dat was ik voor het gemak even vergeten te noemen: Henk’s verweer op mijn aanval. ‘Schat, er wás gewoon bijna niets anders; het joch had verder kunnen kiezen uit een plastic voetbal en een my little pony.’
(Overigens ligt het gewraakte item inmiddels al lang en breed in de ondergondse vuilcontainer: kapot. Jammer joh.)

Okee.Verder. Met iets waar ik iets mee moet, maar wat ik tegelijkertijd krampachtig probeer te negeren: de duim van Loïs.
Ik zal bij het begin beginnen. Afgelopen zaterdag, op het dakterras van het huisje op Sicilië, plette ik per ongeluk (o, ik ben zo’n leuke moeder hè, mij kun je er echt bij hebben) de duim van mijn dochtertje tussen de stangen van een tuinstoel.
Ze schreeuwde moord en brand en de nagel kleurde meteen dieprood, tot mijn grote schrik. Een tijdje later, nadat ze voorover op haar handjes was gevallen, begon het te bloeden en daarna –nah - was het ineens of er niets was gebeurd. De nagel en de vinger zagen er volkomen normaal uit. Ook leek Loïs geen pijn meer te hebben. Henk en ik keken elkaar verwonderd aan, gooiden het op ‘vette mazzel’ en ik vertelde mijn maag dat ie zich weer mocht ontspannen.
Klaar. Niet maar aan gedacht sindsdien.
Tot vanmorgen, toen mijn oog ineens op haar duimnageltje viel. 'Ieuw!' riep ik uit, 'ieuw-ieuw!' Die kleur. Grijs. Grauw. Doods. Bah. En verontrustender nog: rondom het nageltje is haar vinger dik en rood. WTF?
Dus nu loop ik al een paar uur te dubben of ik de weekend-doktersdienst zal bellen of dat ik zal wachten tot ik morgen naar onze eigen huisarts kan gaan. Ik heb zelfs overwogen om een bevriende huisarts te bellen voor goede raad – iets dat ik me had voorgenomen nooit te zullen doen. Ben gewoon ineens heel bang dat ze haar nagel eraf gaan trekken. Over ieuw gesproken.

Een blik op nu.nl doet me dan trouwens weer even beseffen hoe relatief alles is; mijn kind had ook moederziel alleen in een ziekenhuis in Tripoli kunnen liggen.
Pfff.
Ik moet al sinds gisteren denken aan een film die ik eens zag, met Jeff Bridges en Rosie Perez, beide overlevenden van een vliegramp en beide op hun eigen manier niet in staat door te leven. Hij omdat hij zich onsterfelijk waant, zij omdat haar kindje is omgekomen bij de crash – door haar schuld: ze had het beter vast moeten houden. (Dat had de stewardess haar gezegd toen het vliegtuig naar beneden dook: houdt u uw kindje maar gewoon goed vast, op schoot.)
En dan hoe hij haar uiteindelijk probeert te redden door haar met een pop in haar handen vast te binden achter in zijn auto en met 180 kilometer per uur tegen een bakstenen muur te rijden. Om haar zo duidelijk te maken dat ze bij het neerstorten nooit, nooit en te nimmer haar kindje vast had kunnen houden.
Prachtige film.
Fearless, zo heet ie.


Maar dit, wat momenteel gebeurt, is dus géén film. Hoewel het wel klinkt als een film, vindt u ook niet?
Een jongetje van negen, dat als enige een vliegtuigramp overleeft.
Waarom? Waarom hij?
Wat is dat voor lugubere streek?
Oh, wacht, het is een wonder!