Doorgaan naar hoofdcontent

Het hopjesvla-mysterie

Het meisje was verhuisd, van de grote stad naar een klein dorpje. Een dorpje waar het meisje de inwoners maar met moeite kon verstaan. Een dorpje, waar de kinderen het meisje met argusogen bekeken.
Maar ook: een dorpje met een SRV-wagen.

Het meisje was dol op de SRV-wagen.
Drie dagen in de week, meestal precies tussen de middag – wanneer het meisje juist uit school was gekomen om een boterham te eten – stopte hij toeterend voor het huis. Je kon er van alles kopen. Fruit en groente, soep in blik, koekjes, appelsap, plakband. Achterin, waar het altijd koud was, vond je de melk en de yoghurt, de kaas en de boter. En de hopjesvla.
Als het meisje het trappetje had beklommen, waarvan de eerste tree heel hoog was, kon ze zien hoe de chauffeur, met een blauw schort aan, opstond van de bestuurdersstoel en plaatsnam achter de kassa. Ze vond hem aardig; hij gaf haar altijd een snoepje en soms mocht ze een stukje meerijden, tot het einde van de straat, als ze zich goed vasthield aan het krantenrek.

De moeder van het meisje deed de meeste boodschappen gewoon in de supermarkt, maar altijd was er nog wel iets nodig van de SRV-wagen: koffie, een pakje boter, hopjesvla. (Het meisje hield heel erg van hopjesvla. Andere toetjes vond ze ook best lekker, maar hopjesvla vond ze het allerlekkerst. Ze was er gek op. Misschien hield er op de hele wereld wel niemand zo veel van hopjesvla als zij.)

Op een dag, terwijl haar moeder buiten nog stond te praten met de buurvrouw, klom het meisje alvast de SRV-wagen in. Om een praatje te maken met de chauffeur. En om de hopjesvla te pakken.
Toen ze haar hand in het koelvak stak gebeurde het. Hee. De hopjesvla ziet er anders uit vandaag. Het bekertje heeft nét een beetje een andere kleur, alsof er wat meer geel in zit. En het plastic waarvan van het bekertje is gemaakt lijkt wel een beetje gladder, glimmender.
Het meisje was even in de war, maar vergat het ook weer snel. Want ze moest terug naar school en er waren meer dingen om over na te denken dan de kleur van de beker van de hopjesvla.

‘s Avonds, na de maaltijd, zette haar moeder de toetjesschaaltjes op tafel.
‘Oja, lekker, hopjesvla,' zei het meisje en nam een hapje. Ze schrok.
Ze nam nog een hapje.
En raakte in paniek.
De vla was anders. Er zat een vreemd smaakje aan.
Op slag herinnerde het meisje zich weer wat haar die middag was opgevallen en de ramp drong in volle omvang tot haar door.
Ze hadden de hopjesvla veranderd! Waarom hadden ze de hopjesvla veranderd?
Dikke tranen rolden over haar wangen.
De vader en de moeder van het meisje begrepen het allemaal niet zo goed en zeiden precies de verkeerde dingen: De vla was toch prima? Er was toch niets mis met de vla?
‘Nee, nee, jullie begrijpen het niet!’ riep het meisje.
En ze voelde zich heel erg alleen.

De volgende dag vertelde ze erover op school en keek hoopvol de klas rond. Er zou toch wel iemand zijn die zou zeggen: ‘Inderdaad, je hebt gelijk! De hopjesvla smaakt anders!’ Maar niemand zei iets. Het was niemand opgevallen. Of misschien at niemand hopjesvla, thuis. De kinderen keken haar aan alsof ze van een andere planeet kwam. Gewoon, zoals ze altijd naar haar keken.
Ook de SRV-man, door het meisje persoonlijk verantwoordelijk gehouden voor het drama, begreep niet waar ze het over had. Hij haalde zijn schouders op en moest een beetje lachen.

Vanaf die dag at het meisje vanillevla, frambozenvla en chocoladevla.
Of yoghurt, met een scheutje ranja erin.
Maar nooit meer hopjesvla.
Want nooit meer wilde ze de teleurstelling voelen die ze had gevoeld op die dag: de dag dat de hopjesvla niet meer smaakte naar hopjesvla.

Het klinkt wel een beetje onwaarschijnlijk, vindt u ook niet? Dat de fabrikant, opeens, tegelijkertijd de verpakking én het recept van de hopjesvla zou hebben gewijzigd?
Maar het is echt waar.
Vraag maar aan het meisje.