Poehee, het was me het dagje wel.
Gisteren.
We zouden naar Schiermonnikoog gaan, met het hele gezin. En met nog 5 gezinnen van ons plein.
Maar het liep even anders.
Want als je kinderen hebt lopen dingen altijd even anders.
En als je drie kinderen hebt lopen dingen drie keer zo vaak even anders.
Vrijdagavond hadden we alles al ingepakt: dikke truien, zwembroeken en bikini’s, handdoeken, de vlieger, broodjes, pakjes drinken, en een tas met alles-voor-Loïs. Opdat we zaterdagochtend alleen maar hoefden op te staan, ons aan te kleden en in de auto te gaan zitten.
De wekker stond op 6 uur.
Om half zes werd ik wakker.
Van het geluid van een raar hoestje. Zo’n hoestje waarvan je onbewust denkt: hee, das een raar hoestje. Zo’n hoestje waarvan je als een veer je bed uit springt, een handdoek van de grond opraapt en daarmee precies op tijd de kots van je kind weet op te vangen.
(Alleen moeders kunnen dit. En het is heel, héél knap.)
'Misschien was het gewoon een foutje,' dacht ik eerst nog. Tegen beter weten in. En ik gaf Loïs gewoon een fles pap.
Die er na vijf minuten weer uitkwam.
Mén, het leek wel een horrorfilm. Als een stroom lava liep de dikke bambix over haar kin, haar pyama, haar bedje en de vloerbedekking. Inderdaad, dit keer lukte het niet om het op te vangen. Ik kwam net onder de douche vandaan en sloeg het tafereel gade vanaf de drempel.
Twee verschrikkelijke spuitluiers verder was het dan echt duidelijk: Loïs was ziek.
Wat te doen?
Met z’n allen niet meegaan was geen optie.
Want Bo en Merlijn waren niet te houden.
Dus Henk en ik keken elkaar aan en besloten dat een van ons dan maar moest thuisblijven.
En dat werd Henk.
Omdat ik al was aangekleed, voornamelijk. En we inmiddels al een heleboel tijd hadden verloren en er ineens nog een heleboel moest gebeuren. De tassen moesten opnieuw ingepakt, met minder spullen maar met een andere indeling.
Mijn fiets, die ik mee had willen nemen omdat die me zo handig leek vanwege de bergruimte, moest de auto uit. (Past die fiets erin dan? Ja, die past erin. Vraag niet hoe.)
En in plaats daarvan moest de fiets van Bo nu mee.
Wat aangekomen op het eiland overigens voor een klein drama zorgde. Want het originele plan was dat Bo met Henk op een – bij de fietsenverhuur gereserveerde - kindertandem zou gaan. En dat ik zou fietsen met Loïs voor- en Merlijn achterop. Maar nu mocht Merlijn dus ineens met mij op die kindertandem, en moest Bo zelf fietsen. Op haar eigen fiets. (Kunt u het nog volgen?)
In eerste instantie kon Bo zich nog wel enigszins vinden in dit plan, totdat ze - aan de overkant- zag hoe leuk die kindertandems waren. En dat haar buurkindjes allemaal wel op zo’n kindertandem gingen.
Ja, dat was hard.
Dat begreep ik best.
Maar ja, je moet wat hè, als éénoudergezin. Concessies, concessies.
Goed, de dag in a nutshell:
We voeren over.
We fietsten.
Naar het dorp.
En naar het strand.
We zochten schelpen.
We baadden pootje.
We vliegerden.
We verbrandden.
We dronken rosé.
En appelsap.
We werden gezandstraald.
We aten patat bij de snackbar in het dorp.
Met als toetje softijs met choco-dip.
We fietsten terug naar de boot, pal tegen de wind in langs de dijk, Bo
We voeren naar de vaste wal.
Waar alle kinderen ineens het idee hadden opgevat bij hun vriendjes en vriendinnetjes in de auto te willen, met als resultaat dat niemand tijdens de terugrit nog wist in welke auto welk kind zat en of we eigenlijk iedereen wel hadden.
Maar ook dat kwam goed.
Dus was het leuk?
Ja, het was leuk.
Maar de volgende keer wil ik ons gezin compleet.