Gelukkig heb ik geen column, bedacht ik net. Zo’n column in een dagblad. Want dan had ik toch mooi een probleem gehad deze week.
Ik zit achter mijn macbookje en er komt niks.
Leeg.
Er gebeurt hier ook niks logwaardigs. Er valt zelfs niemand op zijn hoofd.
En dat terwijl ik nou juist wél de tijd heb om te loggen. (Omdat ik geen werk heb. Momenteel. Eventjes. Ik noem het heel stoer ‘between assignments’, maar eigenlijk ben ik wanhopig en wil ik uitroepen: Help! Huur mij in! Ik schrijf alles wat u maar wilt! Anything!)
Goed, waar was ik.
Oja.
Wat schrijft Aaf vandaag?
Zal ik ook mijn toevlucht nemen tot Adam en Patricia? Tot Jan en Yolanthe?
Het noodweer van vannacht? (Waar ik niks van heb gemerkt, omdat ik zoals altijd door elk geluid heen slaap, tenzij de bron zich in mijn slaapkamer bevindt.)
Moet ik een poging doen mijn licht te laten schijnen op de twee los van elkaar staande drama’s die gisteren in Zwijndrecht plaatsvonden? (Zwijndrecht! Is het gek dat er rare dingen gebeuren in een plaats met een naam die rechtstreeks van Harry Potter lijkt gejat?)
Eigenlijk is er maar één ding dat steeds in mijn hoofd blijft zeuren en eruit wil.
Het overviel me vanmorgen, toen ik met de kinderen naar buiten stapte, die vreemde vochtige warmte in.
Ik wil naar Egypte.
Een beetje droge woestijnlucht opsnuiven.
De piramides bekijken.
De sfinx
En ja, zelfs op een kameel.