Doorgaan naar hoofdcontent

Mette Bus

Lezers, ik voel een warrig logje aankomen.
Ik wil namelijk allemaal dingetjes vertellen. Zo kocht ik gisteren van mijn laatste rotcenten mijn eigen boek (glamourous hè, dat schrijversbestaan) als cadeau voor mijn moeder, die donderdag jarig is. En oja: zo solliciteerde ik vandaag! Das heel gek, want ik wil immers helemaal geen baan, ik heb tenslotte al een baan bij mijn eigen tekstbureau, maar het was zo’n leuke vacature. Met zo’n profiel waarin ik me helemaal herkende. Dus vulde ik het online sollicitatieformulier in en schreef iets in de trant van: ‘Hoi. Ik solliciteer nu wel, maar eigenlijk wil ik helemaal geen baan, dus.’
Vonden ze leuk.
Blijkbaar. Want ik werd meteen teruggebeld. Of ik mijn cv wilde sturen. En dat ik dan misschien wel werd uitgenodigd op gesprek. Gheh.
Nouja, ik denk niet dat ik de baan krijg hoor.
En dat komt dan weer eigenlijk heel goed uit!
Ja!
Iedereen blij.
Tadaa.

Verder had ik het eigenlijk willen hebben over Bert en Bart, die de wereld redden van de Zurghs. Ik zeg: een briljant verhaal, met een briljante oplossing voor alle oorlogsproblematiek. Maar ja, als u het boekje niet heeft gelezen dan weet u niet waar ik het over heb en om nou het hele plot te gaan uitleggen is ook zo wat. Dus over maar naar de schaamnamen. (Schaamnamen, weet u nog, Fokje Modder, Sietze Vliegen, Con Domen, Stanley Messie? Haha.)
Nou, het is zover, de longlist 2011 is gepubliceerd.
Dit is mijn top 3:

Op 3: Bennie Dood.
Op 2: Jo de Jong
Op 1: Mette Bus
Hahahahaa.

Oja, ook nog dit. Haha van een andere orde.
Toen ik gistermiddag bij de school van mijn kinderen aankwam – ik was een beetje vroeg, er was verder nog niemand – zag ik aan de overkant van de weg een man lopen, met een rollator. De man was niet oud of invalide, maar heel erg dronken. Het was een dronkaard. Een hele vuile, magere dronkaard. Dakloos misschien, of misschien niet. Volslagen van de wereld sleepte hij zich voort achter zijn duwwagentje. Wel slim, dacht ik, zo kom je de deur nog eens uit als laveloze.
Ik zette mijn fiets op slot en bleef nog even staan kijken. En zag toen, tot mijn schrik en verbijstering, hoe zijn broek afzakte. Zo, hop, helemaal tot op zijn enkels. Nee! Hij merkte het niet en schuifelde verder. Onder zijn regenjas vandaan piepte een stukje van een vuilgrijze onderbroek, daaruit staken twee magere, geelbleke benen.
Een paar meter verder had ie het dan ineens toch door. Maar ja. Hoe hijs je je broek weer op, die inmiddels helemaal om je schoenen zit gewikkeld, zonder je rollator los te laten. Dat gaat niet hè. En geloof me, loslaten was echt geen optie, hij zou onmiddellijk kapsijzen.
Met een mengeling van medelijden en afgrijzen bezag ik zijn wanhopige pogingen zich staande te houden terwijl hij met één hand naar zijn broek grabbelde, en hoopte maar vurig dat hij zich niet bewust was van de publieke vernedering en zich niet zo erg schaamde als ik, plaatsvervangend.
Ik vond het. Zo. Zielig.
En tegelijk zo afstotelijk. Er zijn gewoon dingen die ik niet wil zien.
Dus toen ging ik maar de hoek om, het schoolplein op.
Maar vandaag moet ik steeds een beetje aan hem denken. Aan die stomme dronken klootzak. Aan die arme, zielige man.