Vlak nadat ik een heel blij logje had geschreven over een familiefoto, las ik op nu.nl over het neergestorte vliegtuig. Zul je zien: normaal gesproken check ik elke 10 minuten wel even de nieuwsberichten als ik achter mijn computer zit, maar nu dus net even niet. Of nouja, nu ook, maar alleen de achterklap-berichten.
En als ik dat dan lees hè, dat er een vliegtuig is neergestort, dan gaat er toch altijd even een schokje door me heen. Oeh spannend. Nog erger, ik ben zelfs een beetje teleurgesteld als ik bij verdere lezing ontdek dat er (dan nog) maar 1 dode is. Ernstig hè? En onmiddellijk voel ik me dan ook heel schuldig. Want natuurlijk wil ik niet dat er mensen dood gaan. Of pijn hebben, of verdriet. Dat begrijpt u, hopelijk.
Toestel als baksteen uit de lucht, kopten meerdere kranten vanochtend. En toeval of niet, Benno werd ook weer uitde muur de kast getrokken. Het blijft gewoon leuk hè, Benno Baksteen. Klinkt als een typetje van André van Duin. En dan is ie ook nog eens piloot! Ik stel me zo hoe hij als klein jongetje op zijn kamertje zat en plotseling die briljante inval kreeg: weet je wat, ik word piloot, dát is grappig!
(Er is iemand die hier een - niet heel bijster leuk - blog aan heeft gewijd. Aan gekke namen en beroepen. Daar kun je alles lezen over verpleegster Annie Uitslag en Kees Onderwater, de loodgieter.)
De eerste keer dat ik de naam Benno Baksteen hoorde was met de Bijlmerramp.
Waar ik trouwens een bizarre herinnering aan heb, aan de Bijlmerramp.
Ik woonde destijds in een studentenhuis en hoorde toevallig de eerste berichten op de radio. Dus ik rende naar de kamer van mijn huisgenoot, de enige in huis met een televisie, en blafte: “Teevee aan! Vliegramp! Bijlmer!”
En toen pas zag ik dat huisgenoot bezoek had.
“Hoi, ik ben Frans”, zei het bezoek, “uit Amsterdam.”
En meteen daarna zei Frans, wijzend naar de televisiebeeld waarop een brandend flatgebouw te zien was, met een gapend gat in het midden: “Hee, dat is mijn huis!” Om daar nog geen twee tellen later, nadat wij gezamenlijk live getuige waren geweest van het instorten van een hele kolom appartementen aan de rechterzijde van de flat, uiterst grappig aan toe te voegen: “Ik herfraseer, dat was mijn huis”.
Zo zei hij het echt.
En omdat ik nou eenmaal behept ben met een nogal morbide gevoel voor humor, én omdat ik natuurlijk dacht dat hij een grapje maakte, moest ik keihard lachen.
Ik deed er – mij kennende - waarschijnlijk nog een schepje bovenop ook.
En sloeg mezelf op de dijen.
Totdat ik Frans aankeek die, lijkbleek geworden, iets stond te mompelen over ‘huisgenoten bellen’.
Want het was dus echt zijn huis dat daar, voor onze ogen, was weggevaagd. En hij deelde zijn appartement met twee andere mensen, van wie hij niet helemaal zeker wist of ze, net als hij, de stad uit waren dat weekend.
Pff!
Dat bleek wel het geval, gelukkig. Voor hen. En voor Frans.
Een heleboel andere mensen hadden minder geluk, zoals u weet.
Genoeg van dit nu, ik moet weer aan het werk.
Want ik schrijf een artikel.
Over de Sanibroyeur.
Ik hoor u denken: weer over poep?
Maar daar heb ik gewoon maling aan.
(Maling! Hoe verzin ik het hè.)
En als ik dat dan lees hè, dat er een vliegtuig is neergestort, dan gaat er toch altijd even een schokje door me heen. Oeh spannend. Nog erger, ik ben zelfs een beetje teleurgesteld als ik bij verdere lezing ontdek dat er (dan nog) maar 1 dode is. Ernstig hè? En onmiddellijk voel ik me dan ook heel schuldig. Want natuurlijk wil ik niet dat er mensen dood gaan. Of pijn hebben, of verdriet. Dat begrijpt u, hopelijk.
Toestel als baksteen uit de lucht, kopten meerdere kranten vanochtend. En toeval of niet, Benno werd ook weer uit
(Er is iemand die hier een - niet heel bijster leuk - blog aan heeft gewijd. Aan gekke namen en beroepen. Daar kun je alles lezen over verpleegster Annie Uitslag en Kees Onderwater, de loodgieter.)
De eerste keer dat ik de naam Benno Baksteen hoorde was met de Bijlmerramp.
Waar ik trouwens een bizarre herinnering aan heb, aan de Bijlmerramp.
Ik woonde destijds in een studentenhuis en hoorde toevallig de eerste berichten op de radio. Dus ik rende naar de kamer van mijn huisgenoot, de enige in huis met een televisie, en blafte: “Teevee aan! Vliegramp! Bijlmer!”
En toen pas zag ik dat huisgenoot bezoek had.
“Hoi, ik ben Frans”, zei het bezoek, “uit Amsterdam.”
En meteen daarna zei Frans, wijzend naar de televisiebeeld waarop een brandend flatgebouw te zien was, met een gapend gat in het midden: “Hee, dat is mijn huis!” Om daar nog geen twee tellen later, nadat wij gezamenlijk live getuige waren geweest van het instorten van een hele kolom appartementen aan de rechterzijde van de flat, uiterst grappig aan toe te voegen: “Ik herfraseer, dat was mijn huis”.
Zo zei hij het echt.
En omdat ik nou eenmaal behept ben met een nogal morbide gevoel voor humor, én omdat ik natuurlijk dacht dat hij een grapje maakte, moest ik keihard lachen.
Ik deed er – mij kennende - waarschijnlijk nog een schepje bovenop ook.
En sloeg mezelf op de dijen.
Totdat ik Frans aankeek die, lijkbleek geworden, iets stond te mompelen over ‘huisgenoten bellen’.
Want het was dus echt zijn huis dat daar, voor onze ogen, was weggevaagd. En hij deelde zijn appartement met twee andere mensen, van wie hij niet helemaal zeker wist of ze, net als hij, de stad uit waren dat weekend.
Pff!
Dat bleek wel het geval, gelukkig. Voor hen. En voor Frans.
Een heleboel andere mensen hadden minder geluk, zoals u weet.
Genoeg van dit nu, ik moet weer aan het werk.
Want ik schrijf een artikel.
Over de Sanibroyeur.
Ik hoor u denken: weer over poep?
Maar daar heb ik gewoon maling aan.
(Maling! Hoe verzin ik het hè.)