Ik stond naar het schap met de jam te staren. Want die was op, de jam. Net als de pindakaas. En toen zag ik ze ineens staan, vanuit mijn ooghoek, en het water liep me in de mond. Gek is dat hè. Honderden keren loop je datzelfde gangpad op en neer zonder dat je iets opvalt en ineens is het daar en kun je er niet omheen. Sandwichspread . Ik zag de potjes met sandwichspread. En voor ik het wist lag er eentje in mijn kar. De gewone, naturel . Omdat ik me vaag kon herinneren dat die de lekkerste was. Eenmaal thuis kon ik niet langer wachten. Ik ruimde niet eens eerst de boodschappen op, het moest nu! Meteen! Verse boterham uit de zak, mes pakken om mee te smeren, en KLAK , potje open. Ooooja! Zó ruikt sandwichspread! Hoppa, in één klap terug in de jaren 80. Want de laatste keer dat ik sandwichspread at was ik, denk ik, 13. Toen ik zelf ook nog lekker fris was, zeg maar. En lekker anders. (O nee, dat niet. Hoei nee: vooral niet opvallen.) Met de geur kwam trouwens nog iets anders terug ook. ...