Doorgaan naar hoofdcontent

Te koop (2)

Weet u het nog? Een half jaar geleden riep ik dat ons huis te koop stond.
Dat hielp niet zoveel. Blijkbaar biedt mijn blog met vierhonderd lezers per dag niet genoeg exposure. Nah.
Onlangs besloten we een en ander wat gerichter aan te pakken en schakelden we een makelaar in.
Bij het eerste gesprek maakten we het meteen duidelijk: het zou ons niet lukken om ons huis eruit te laten zien als in een woontijdschrift.
Natuurlijk beloofden we dat het opgeruimd zou zijn als er kijkers zouden komen, geen onderbroeken op de overloop, geen afwas op het aanrecht. Maar verder geen fratsen. Het huis kon best eens lang te koop staan en intussen moest er wel gewoon geleefd worden. En ik vertelde maar weer eens het verhaal over de buren die elke keer voor een bezichtiging alle overtollige huisraad in de auto stalden - dan zag je de buurman met de wasmand over straat sjouwen en je wist: ze krijgen weer kijkers.
Gingen wij niet doen.
De makelaar vond het oké.
Mooi, dachten we, dat zit snor.

Hadden we even buiten de fotograaf gerekend.
Die kwam vandaag.
Het was een mooie zonnige dag, dus dat kwam goed uit. Bovendien was het huis om door een ringetje te halen. Ik had me de dag ervoor enorm in het zweet gewerkt. Van 10 tot 6, aan één stuk door*. Ik ging van boven naar beneden. Ruimde alle kamers op. Maakte alles schoon. Tot ik dacht wat een enorm leuk huis eigenlijk, waarom willen we hier eigenlijk weg.
De berging had ik een paar weken geleden al onderhanden genomen. Dat was een karwei, zeg! Ik reed naar de vuilstort en twee keer naar de kringloop, gooide 13 volle vuilniszakken in de ondergrondse en sorteerde het gereedschap, de kampeerspullen, de kerstversiering en noem maar op. Was de berging daarvoor nog een onneembare vesting, waarbij je over een tent, een step en drie dozen moest klimmen om bij de wasmachine te geraken, nu was daar een oase van orde en netheid. Had ik gedaan. Beretrots was ik.

Goed. De fotograaf.
Fotografe.
Ze kwam binnen en zei: ‘Ojee. Die inloopkast, zo zonder deur of gordijn ervoor, dat kan natuurlijk niet. Veel te onrustig.’
‘Tsja,’ zei ik.
In de wc zei ze: ‘Ojee, een prikbord. Dat is veel te druk.’
‘Tsja, ‘ zei ik.
En toen gingen we naar de berging. Naar mijn prachtige berging, waar je zomaar in een rechte lijn naar de wasmachine kon lopen.
‘Ojee,’ zei de fotografe. ‘Hier is het wel héél vol!’
En ik hapte naar adem. Vol!? Mensen zijn in kátzwijm gevallen bij het aanschouwen van mijn opgeruimde berging, in kátzwijm! 
Rustig glimlachend zei ik: ‘Dan had je het hier twee weken geleden eens moeten zien.’
Maar het was eigenlijk al geschied: ik zag het prachtig opgeruimde huis ineens door de ogen van de fotografe.
Jemig, wat een zootje was het nog. Er liggen afstandsbedieningen op de bank! De computer staat scheef! Het uitschuifbed moet worden ingeschoven! Verdorie, er staan shampooflessen op de badrand. Er liggen tandenborstels op de wastafel. Er hangt een ochtendjas aan het haakje aan de badkamerdeur. Het is overal veel te vol!

Het zweet brak me uit en ik begon als een bezetene met matrassen te sjouwen, fotolijstjes in lades te verstoppen en meubels te verplaatsen, de daarbij tevoorschijn komende stofnesten – ik maak alleen schoon wat ik kan zien – met mijn mouw wegvegend. Niet al te onopvallend, vrees ik.
Pfff.
Hier had ik nog heel wat uurtjes in kunnen steken.
Maar ja. Nu moest ik weg.
En met een ‘nou, succes met deze eh.. uitdaging,’ liet ik de fotografe achter in mijn rommelige, stoffige en veel te volle huis.

Als het goed is staan de foto’s eind van de week op Funda. Ik ben benieuwd.
U vast ook hè.


*