Nou kijk.
Ik had dus een verhaal ingestuurd naar de Opium verhalenwedstrijd, met als hoofdprijs een publicatie in de avrobode en twee kaartjes voor het boekenbal.
En, ik zal het maar eerlijk zeggen, toen sloeg ik een beetje door.
En eigenlijk is dat uw schuld. Dat steekt mij maar veren in mijn reet over mijn schrijfstijl, ik was toch bijna gaan denken dat er een groot schrijver in mij school. Kuch.
Nja.
Niet dat ik nou zozeer dacht dat ik zou winnen hoor, maar ik vond mijn verhaal toch heus goed genoeg om bij de beste tien te eindigen en bij Cornald Maas aan tafel plaats te nemen, aanstaande dinsdag.
Dus maakte ik me een beetje druk. Over wat ik dan áán moest voornamelijk. En over wie er op de kinderen moest passen.
Kopzorgen, mensen.
En allemaal nergens voor nodig natuurlijk. Want gisteren kwam het verlossende woord: 'Helaas, uw verhaal zit niet bij de beste tien inzendingen.'
(Hetgeen, geloof het of niet, meer opluchting dan teleurstelling inhield mijnerzijds, want sinds ik eergisteren bij de kapper was zit mijn haar héél stom en bovendien heb ik een enorme pukkel op mijn kin. Geen televisiedebuutmaterial at all.)
Eenmaal teruggekeerd op aarde kreeg ik vervolgens een openbaring.
Ik durf het wel een teken te noemen.
Of een vingerwijzing Gods, zo u wilt.
Ik kreeg een mailtje van de Flair.
Of ze mijn weblog mochten vermelden in een item over bloggende moeders.
Nah.
En toen wist ik het dus ineens weer. Ja! Mijn ware bestemming lígt helegaar niet in de literatuur, maar gewoon hier!
Hier, op mijn arme verwaarloosde weblog.
Bloggen moet ik!
Om straks al mijn nieuwe flairlezer-lezertjes een warm welkom te geven.