Doorgaan naar hoofdcontent

Bij ons in de PC: het ranzige puinzuigertje


Het gaat hartstikke goed hoor: overmorgen verhuizen we. En het huis is heus niet af, maar af genoeg.

Het is opmerkelijk hoe wonderwel we deze ‘hell of a month’ inclusief ziekte-episode hebben overleefd; eigenlijk heb ik welgeteld maar één zenuwinzinking gehad, die was afgelopen zondag. 
Maar om daarover te vertellen moet ik eerst even een paar weken terug in de tijd.

Ik kocht een stofzuiger, voor in het nieuwe huis.
We hadden namelijk geen stofzuiger, omdat ons huidige huis is uitgerust met een centraal stofzuigersysteem. Dat klinkt fancy hè. (Dat vond ik tenminste wel, toen we destijds dit huis kochten en het als een van de USP’s werd gepresenteerd.) Alsof je helemaal niet meer zelf hoeft te stofzuigen! Dat het gewoon centraal geregeld wordt; als je de voordeur uitstapt, wordt je hele huis even vacuüm getrokken, zoiets.
Maar dat valt dus tegen. Je moet gewoon zelf stofzuigen, je hoeft alleen niet met een stofzuiger te sjouwen, want je hebt enkel een slang. Die je op elke woonlaag in een gat kunt steken, waardoor de centrale stofzuiger geactiveerd wordt. Het stof wordt beneden opgevangen in een grote stofzuigerzak, die je een keer per jaar moet vervangen. Of eens in de twee maanden misschien, voor andere mensen.
Zo, dat heb ik even goed uitgelegd zeg.
Het kon wel eens een lang verhaal worden, dit.

Ik kocht dus een stofzuiger, bij Bol.com. (Ik blijf het moeilijk vinden dat je daar ook andere dingen kunt kopen dan boeken. En ik vond het ook jammer dat ik het boekenweekgeschenk er niet bij kreeg.)
Ik bestelde een zakloos exemplaar, want dat is modern. (Dat wist ik niet, ik was er al een tijdje uit.)
Een paar dagen later werd er een prachtig, rood, lief stofzuigertje bezorgd, met een blinkend schone opvangbak, die eruit zag als alsof je er ook in kon magimixen.





Goed, door naar afgelopen zondag.
We waren aan het werk in het nieuwe huis. Ik deed een poging de slaapkamers een soort van schoon te maken.
Er was geen beginnen aan. Op de vloer lag een centimeters-dikke laag gruis. Vies grijs bouwstof, met stukken cement en stucwerk en houtsnippers en schroeven en zooi.
Ik begon maar wat te vegen (en stikte nagenoeg) en gooide met behulp van een stoffer en blik wat hoopjes puin in een zak. Op een bepaald moment wilde ik gaan stofzuigen, maar de bouwstofzuiger die er stond van de werklieden deed het voor geen meter.
Ik zag het allemaal niet meer zitten.

En net toen ik het bijltje erbij neer wilde gooien dacht ik aan mijn lieve nieuwe rode zuigrakkertje dat beneden in de kelder stond.
En ik wist dat het een slecht idee was.
Maar het was een noodgeval, dus ik deed het toch.
En oh my; dát zette zoden aan de dijk! Wat een zuigkracht! Ik kreeg er weer helemaal hoop van! Maar tegelijkertijd voelde ik me zo schuldig.
Want dit was natuurlijk helemaal niet goed voor mijn nieuwe stofzuigertje! Wiens blinkend frisse magimixkom na drie seconden was veranderd in een vies, dofgrijs afvalvat.

Ik wist dat het niet goed kon gaan.
En dat ging het dus ook niet.
Plotseling gaf het lieve stofzuigertje een vreselijke gil. Echt: door merg en been. Een ijs-e-lij-k gekrijs. Als van een kind, met een armpje in de papierversnipperaar. Zoiets ergs.

Bo en ik keken elkaar paniekerig aan en doken samen naar de knop.
‘Wat. Was. Dat,’ fluisterde Bo.
En ik liet mezelf op mijn knieeën vallen naast het ranzige puinzuigertje.
‘Oh liefje, oh liefje,’ jammerde ik. ‘Sórry, sórry.’
En toen ging ik huilen.
Tranen met tuiten.
Dat moet er best pathetisch uit hebben gezien.
Maar ja: I killed it!
Binnen tien minuten.
Hoe erg.


(Henk heeft hem trouwens gerepareerd. En ik heb beloofd dat ik het nooit meer zal doen. Aan Henk én aan het stofzuigertje, dat na een nat doekje best wel weer een beetje rood is. Alles komt goed.)