Okee.
Dat boek dus.
Aan het lezen ervan ging nog wel een leuk verhaal vooraf.
De dag voordat we op vakantie gingen was ik nog even langs de boekenkast van mijn moeder ( 'de bibliotheek') gelopen en had lukraak wat titels in een tas gemikt.
Een paar dagen later zit ik op het terras van de camping met een van de vele leuke mensen die we hebben ontmoet te praten over films en literatuur, zegt hij op een bepaald moment: 'Het mooiste boek dat ik de laatste tijd heb gelezen is The History of Love, van Nicole Krauss.'
En toen ging er heel vaag een belletje rinkelen. Want had ik die niet toevallig – maar dan in de Nederlandse vertaling – bij me..?
En toen ging er heel vaag een belletje rinkelen. Want had ik die niet toevallig – maar dan in de Nederlandse vertaling – bij me..?
Dat bleek inderdaad zo te zijn en ik begon, enthousiast gemaakt door mijn gesprekspartner, onmiddellijk te lezen.
Nou. Echt. Waanzinnig! Een prachtig verhaal, rondom een prachtig gegeven. En zo mooi geschreven! Meermalen lag ik zachtjes te snikken in de hangmat, van ontroering (om zowel verhaal als taal) en stiekem ook van jaloezie; om toch zó te kunnen schrijven! De drie verhaallijnen waaruit het boek bestaat komen op zo'n bijzondere manier bij elkaar, zonder ook maar ergens voorspelbaar te worden; het eind is zelfs uitermate verrassend.
De hoofdpersonen zal ik nooit meer vergeten, en dan met name de oude Leo Gursky en het meisje Alma. En hoezeer ik ook geneigd ben om nu hier het hele verhaal uit de doeken te doen, ik hou me in, want u gaat dit boek zelf nog lezen. Namelijk.
In plaats daarvan schrijf ik gewoon even een paar korte passages over, vanuit het perspectief van respectievelijk Gursky en Alma.
'Ik maak er werk van om gezien te worden. Als ik in de stad ben koop ik wel eens een sapje, ook al heb ik geen dorst. In drukke winkels ga ik zelfs zover dat ik mijn wisselgeld op de grond laat vallen, zodat de dubbeltjes en stuivers alle kanten op rollen. Ik laat me op mijn knieën zakken. Het kost me veel moeite om me op mijn knieën te laten zakken, en nog meer moeite om weer overeind te komen. En toch. Misschien zie ik er belachelijk uit. Ik ga bij de Sportschoenen naar binnen en vraag: Wat hebben jullie aan sportschoenen? De verkoper neemt me eens goed op en ziet de sukkel die ik ben en loodst me naar het enige paar Rockports dat ze hebben, iets in oogverblindend wit. Nee, zeg ik, die heb ik al, en dan loop ik naar de Reeboks en pak iets dat niet eens op een schoen lijkt, eerder een waterdichte halve laars, en vraag om maat drieënveertig. Het joch kijkt me nog eens aan, nu wat aandachtiger. Hij kijkt me heel lang en strak aan. Maat drieënveertig, zeg ik nog een keer terwijl ik de dikgeribbelde schoen tegen me aan druk. Hij schudt zijn hoofd en loopt naar achteren om ze te halen en wanneer hij terugkomt zit ik mijn sokken uit te trekken. Ik rol mijn broekspijpen op en kijk naar die afgeleefde dingen, mijn voeten, en er volgt een ongemakkelijke stilte tot duidelijk wordt dat ik wacht tot hij me in die laarsjes helpt. Kopen doe ik nooit iets. Ik wil alleen maar niet doodgaan op een dag dat ik door niemand gezien ben.'
'Op een dag stond mijn moeder op uit het bed waarin ze bijna een jaar had gelegen. Het leek alsof we haar voor het eerst niet meer door alle waterglazen zagen die ze rond haar bed had staan en die Vogel, als hij zich verveelde, soms aan het zingen probeerde te laten krijgen door met een natte vinger over de rand te strijken. Ze maakte macaroni met kaas, een van de weinige dingen die ze kan klaarmaken. We deden net alsof we nog nooit zoiets lekkers hadden gegeten. Op een middag nam ze me apart. 'Van nu af aan,' zei ze, 'ga ik je als volwassene behandelen.' Ik ben pas acht, wilde ik zeggen, maar ik zei het niet. Ze begon weer te werken. Ze zwierf door het huis in een met rode bloemen bedrukte kimono en overal waar ze kwam liet ze een spoor van verfrommelde vellen papier achter. Voordat papa overleed, was ze een stuk netter. Maar als je haar nu wilde vinden hoefde je alleen maar de bladzijden vol doorgestreepte woorden te volgen, en aan het eind van het spoor zat zij uit het raam te kijken, of in een glas water alsof er een vis in zat die alleen zij kon zien.'
Zucht.
Tegen het einde ging ik steeds langzamer lezen, om het maar te rekken. Bang voor het gat waarin ik zou vallen als ik de laatste bladzijde had omgeslagen.
Maar ja. Dat heb je met boeken; hoe langzaam je ook leest, op een bepaald moment zijn ze uit.
Dommage, cacahuete-fromage.