Het viel me op dat de meeste reacties op mijn vorige blog
iets zeiden in de trant van: ‘Lotje niet meer binnen laten en zelf een leuk
jong katje nemen.’
Ja, ik moet natuurlijk volwassen zijn.
Novy, de kattensteelster. Foei.
Maar het wringt wel een beetje.
Iemand schreef iets als: ‘Katten zijn nou eenmaal eigenzinnige,
autonome wezens. Ze kiezen zelf wat ze willen doen en waar ze willen zijn. Ze
hebben geen baas, maar personeel. Dus laat Lotje niet meer binnen en neem zelf
een leuk jong katje.’
Vond ik een gekke ‘dus.’
Als mijn echtgenoot liever bij de buurvrouw is, dan ga ik
toch ook niet aan haar vragen of ze hem alsjeblieft niet meer binnen wil laten?
Of wel?
Ja, misschien doen mensen dat ook eigenlijk juist wel.
Het is de heersende moraal: hechten aan bezit. Vasthouden
wat je hebt.
Wat ik ook altijd heel gek vind is dat als er wordt vreemdgegaan
binnen een relatie, de woede vaak gericht is op ‘die ander’. ‘Hij/zij moet met zijn/haar
gore poten van mijn vriend(in) afblijven,’ dat idee.
Ik snap dat echt niet.
Natuurlijk, het is misschien niet heel netjes van die persoon, en wanneer
het een goede vriend(in) betreft – iemand die je óók vertrouwde – is het
wellicht anders, maar het lijkt me toch in eerste instantie dat je boosheid en
teleurstelling juist naar je eigen partner
zouden moeten gaan, die – tegen de beloftes in die je aan elkaar deed – ineens
liever bij een ander is.
In 2000 vertelde Henk, toen we zeven jaar samen waren, dat
hij verliefd was. En hoewel ik daarmee natuurlijk acuut een groot probleem had
en heel erg gekwetst was en verdrietig en mijn hele toekomst zag ineenstorten,
was er geen haar op mijn hoofd die boos was op háár.
Gewoon echt niet.
‘Dus je bent verliefd op mijn man,’ zei ik. ‘Ja, dat snap ik
wel. Hij Ãs ook leuk.
En dat hij jou leuk vindt begrijp ik ook wel.’
Wat moest ik doen? Stampvoeten, schreeuwen: hij is van mij!
Hem smeken, om mij vooral niet in de steek te laten?
Dat had ik vast verloren.
(Want stampvoeten en smeken is namelijk helemaal niet sexy – en die ander op wie hij verliefd is, is dat nu juist wél. Je staat al met 1-0
achter.)
Het enige wat ik kon doen was loslaten.
En de tijd benutten om voor mezelf uit te maken of ik hém
eigenlijk nog wel wilde (dat was zo) en of dat om de goede redenen was.
En maar kijken wat er gebeurt.
Wat niet bij jou wil zijn, is niet voor jou. Toch?
Het had overigens een happy end.
De ‘ander’ is nu, 15 jaar later, nog steeds mijn beste
vriendin, ze heeft vier kinderen en een heel leuke man, onze gezinnen trekken veel met elkaar op.
En dat er tussen Henk en haar altijd een bijzonder ‘iets’
zal blijven, vind ik alleen maar mooi. Het gaat zoals het gaat.
Maar nog even over Lotje.
De vrouw zei, beschaamd wijzend op haar kroost bij haar benen: ‘Ik
geloof dat Lotje niet zo heel erg gek is op kleine kinderen. En een tijdje
geleden hebben de buren een kat gekregen, waar ze heel erg bang voor is. Ik
denk dat het bij jullie voor haar rustiger is.’
Ja, en dus?
Dus wilde ze haar kat terug.
En mogen wij haar niet meer binnenlaten.
Dus tsja, dat proberen doen we nu maar. Want het is the right thing, toch?
Justice done, cat unhappy.
Het is maar net hoe je het leuk vindt.