Ik zal het maar opbiechten, ik was nooit de vrolijkste mensch op aarde.
(Wel altijd lollig, want ik heb gelukkig humor; zij het dan weer niet van de lichtste soort.)
Mijn beeld van de mensheid is nogal pessimistisch. Ik kan daar allerlei redenen voor verzinnen, maar laten we het maar houden op mijn karakter.
Over kinderen krijgen had ik nooit serieus nagedacht. Niet dat ik ze perse niet wilde, maar ik zag het gewoon niet echt als iets voor mij. En daarnaast vroeg ik me ook wel eens af of het eigenlijk wel een goed idee was, om kinderen op deze 'verdorven wereld' te zetten.
Maar op een bepaald moment, vlak voor mijn dertigste verjaardag, was ik plotseling en onverwacht zwanger.
En alles veranderde.
Alles.
Met name mijn wereldbeeld; ik zag ineens alles zonnig.
Lelijke wereld? Nee, man, práchtig! Die baby in mijn buik maakte alles mooi.
Mijn gedachten veranderden van: Is het nog wel verantwoord om een kind op deze aarde te zetten? in: Voortplanten, dat is nou eenmaal wat de mens doet. (Iets dat zo natuurlijk voelde, dat moest wel goed zijn!) En bovendien, dacht ik: als alle intelligent-over-de -wereld-nadenkende mensen besluiten om geen of minder kinderen te baren, en de minder intelligent- over-de-wereld-nadenkende mensen blijven gewoon lekker aanfokken, dan leidt dat ook maar tot een vreemde wereldverhouding. (Ik stel dat niet zo politiek correct geloof ik, maar u begrijpt vast wat ik bedoel.)
Maar ik werd dus gelukkig. We kregen een kind, dat het mooiste kind van de wereld was.
En vrij snel daarna kregen we nog een kind. Ook weer het mooiste van de wereld. En vijf jaar later nóg een, om het geluksgevoel nog wat te prolongeren.
(Even een zijsprongetje: Ik las pas ergens dat uit onderzoek was gebleken dat het eerste kind het gelukkigst maakt. Dat werd gebracht als opzienbarend, maar mij lijkt het nogal logisch: Je eerste kind brengt je dubbel geluk: Je bent gelukkig met het kind, maar je bent ook gelukkig omdat je moeder bent geworden. Of vader. Bij een volgend kind bén je al vader of moeder, dus krijg je alleen het kind-geluk erbij. Duh.)
Goed, ik was dus gelukkig. Drie fantastische gezonde kinderen: alle reden, nietwaar?
Maar er is iets aan de hand de laatste tijd.
The magic potion is starting to wear off.
De roze wolk waar ik tien jaar op heb gezeten, begint te verwaaien.
Langzaam begint mijn pessimistische kijk op de wereld zich weer een weg te banen door de roze mist.
En juist omdát ik kinderen heb, is ie heftiger dan tevoren. (Ik heb hier volgens mij een paradox te pakken, waar ik nog even een goede naam voor moet verzinnen.)
Ik heb last van dingen. Ik zie en lees overal narigheid en onheilstijdingen. Er maakt zich een doemdenkerigheid van me meester. Ik word weer cynischer.
En ik ben steeds boos op de politiek.
Zoals vandaag weer, over die stomme toestand met Rusland (die ik maar ten dele snap, omdat ik er natuurlijk geen verstand van heb, zoals van zoveel).
Wat ik ervan heb begrepen heb, is dat er een of andere Russische diplomaat is in Nederland, die teveel wodka drinkt en zijn kinderen slaat. Iemand die dit niet meer kon aanzien vertelde het aan de politie, die vervolgens de Rus in de boeien sloeg.
Maar ho! Dat mocht niet! Neenee! Deze meneer was onschendbaar!
Onschendbaar, dat betekent dat je hem niets mag maken. Hij staat hier boven de wet, zogezegd. Hij woont in een wereld waar je ongestraft je kinderen mag mishandelen; zo is dat geregeld in het verdrag van Wenen. (Really: het verdrag van huilen?)
Poetin was boos, omdat onze agentjes met hun handjes aan zijn onschendbare diplomaat hadden gezeten. En Nederland, Nederland heeft excuses gemaakt. Want dat moest natuurlijk, want ja: dat verdrag. ‘Sorry, hoor! Sorry meneer Poetin!’
Pff.
Ik vraag me ineens af of ik dit eigelijk wel mag opschrijven..?
Nja, ze komen maar hoor, met hun polonium.
Ik ben onschendbaar.
(Wel altijd lollig, want ik heb gelukkig humor; zij het dan weer niet van de lichtste soort.)
Mijn beeld van de mensheid is nogal pessimistisch. Ik kan daar allerlei redenen voor verzinnen, maar laten we het maar houden op mijn karakter.
Over kinderen krijgen had ik nooit serieus nagedacht. Niet dat ik ze perse niet wilde, maar ik zag het gewoon niet echt als iets voor mij. En daarnaast vroeg ik me ook wel eens af of het eigenlijk wel een goed idee was, om kinderen op deze 'verdorven wereld' te zetten.
Maar op een bepaald moment, vlak voor mijn dertigste verjaardag, was ik plotseling en onverwacht zwanger.
En alles veranderde.
Alles.
Met name mijn wereldbeeld; ik zag ineens alles zonnig.
Lelijke wereld? Nee, man, práchtig! Die baby in mijn buik maakte alles mooi.
Mijn gedachten veranderden van: Is het nog wel verantwoord om een kind op deze aarde te zetten? in: Voortplanten, dat is nou eenmaal wat de mens doet. (Iets dat zo natuurlijk voelde, dat moest wel goed zijn!) En bovendien, dacht ik: als alle intelligent-over-de -wereld-nadenkende mensen besluiten om geen of minder kinderen te baren, en de minder intelligent- over-de-wereld-nadenkende mensen blijven gewoon lekker aanfokken, dan leidt dat ook maar tot een vreemde wereldverhouding. (Ik stel dat niet zo politiek correct geloof ik, maar u begrijpt vast wat ik bedoel.)
Maar ik werd dus gelukkig. We kregen een kind, dat het mooiste kind van de wereld was.
En vrij snel daarna kregen we nog een kind. Ook weer het mooiste van de wereld. En vijf jaar later nóg een, om het geluksgevoel nog wat te prolongeren.
(Even een zijsprongetje: Ik las pas ergens dat uit onderzoek was gebleken dat het eerste kind het gelukkigst maakt. Dat werd gebracht als opzienbarend, maar mij lijkt het nogal logisch: Je eerste kind brengt je dubbel geluk: Je bent gelukkig met het kind, maar je bent ook gelukkig omdat je moeder bent geworden. Of vader. Bij een volgend kind bén je al vader of moeder, dus krijg je alleen het kind-geluk erbij. Duh.)
Goed, ik was dus gelukkig. Drie fantastische gezonde kinderen: alle reden, nietwaar?
Maar er is iets aan de hand de laatste tijd.
The magic potion is starting to wear off.
De roze wolk waar ik tien jaar op heb gezeten, begint te verwaaien.
Langzaam begint mijn pessimistische kijk op de wereld zich weer een weg te banen door de roze mist.
En juist omdát ik kinderen heb, is ie heftiger dan tevoren. (Ik heb hier volgens mij een paradox te pakken, waar ik nog even een goede naam voor moet verzinnen.)
Ik heb last van dingen. Ik zie en lees overal narigheid en onheilstijdingen. Er maakt zich een doemdenkerigheid van me meester. Ik word weer cynischer.
En ik ben steeds boos op de politiek.
Zoals vandaag weer, over die stomme toestand met Rusland (die ik maar ten dele snap, omdat ik er natuurlijk geen verstand van heb, zoals van zoveel).
Wat ik ervan heb begrepen heb, is dat er een of andere Russische diplomaat is in Nederland, die teveel wodka drinkt en zijn kinderen slaat. Iemand die dit niet meer kon aanzien vertelde het aan de politie, die vervolgens de Rus in de boeien sloeg.
Maar ho! Dat mocht niet! Neenee! Deze meneer was onschendbaar!
Onschendbaar, dat betekent dat je hem niets mag maken. Hij staat hier boven de wet, zogezegd. Hij woont in een wereld waar je ongestraft je kinderen mag mishandelen; zo is dat geregeld in het verdrag van Wenen. (Really: het verdrag van huilen?)
Poetin was boos, omdat onze agentjes met hun handjes aan zijn onschendbare diplomaat hadden gezeten. En Nederland, Nederland heeft excuses gemaakt. Want dat moest natuurlijk, want ja: dat verdrag. ‘Sorry, hoor! Sorry meneer Poetin!’
Pff.
Ik vraag me ineens af of ik dit eigelijk wel mag opschrijven..?
Nja, ze komen maar hoor, met hun polonium.
Ik ben onschendbaar.