Had ik de grap al verteld van de vrouw die haar vinger tussen de achterklep van haar auto kreeg? Omdat ze er in een vlaag van verstandsverbijstering vanuit ging dat hij die de klep dichtgooide wel zou zien dat ze nog even haar hand naar binnen stak om een omvallende tas recht te zetten? In het donker, langs een drukke weg in de stromende regen?
Ja.
Nou, dat deed dus pijn. Best wel.
Maar goed, hij zat er nog aan, de vinger, dus om hij die de klep dichtgooide zich niet al te lullig te laten voelen – en niet in de stress te brengen; hij die de klep dichtgooide was namelijk een opdrachtgever die me net gevraagd had een heleboel voor hem te gaan typen – kermde ik zo wat, maar reed toch dapper en grappend met hem door de avondspits naar het zwembad met achterin twee kindjes.
(Ik had een werkbespreking bedacht op de tribune bij de zwemles van mijn jongste dochter en haar vriendinnetje. Om een en ander wat te combineren. Dat lijkt misschien een beetje gek, maar in het licht van de onwaarschijnlijke hectiek van de laatste weken voor de kerstvakantie, lag het echt alleszins voor de hand.)
Maar goed, die vinger dus, die deed goed pijn. Werd ook meteen blauw en dik.
Inmiddels is dit ruim twee weken geleden.
Het doet niet echt pijn meer, behalve – en dan helaas ook meteen heel erg – als ik per ongeluk met mijn knokkel iets aanraak. Of als ik per ongeluk iets te stevig vastpak.
En ook al ben ik voorzichtig, het gebeurt toch steeds.
Gemiddeld 10 keer per dag ga ik 2 minuten lang het liefst dood.
En als ik naar buiten ga, en het is koud, dan wordt een heel gedeelte van mijn vinger spierwit.
Het is een 'vegetatieve ontregeling als gevolg van het trauma,' zegt de fysiotherapeut.
Bij wie ik overigens was voor mijn schouder, die ook pijn doet. Al maanden.
Haha.
Maar ik zie het maar zo: kan ik vast een beetje oefenen voor als ik straks misschien die knokkelkoorts oploop, of hoe heet die stomme ziekte.
Want ik ga natuurlijk gewoon hè, naar Curaçao. Duh.
De strijd om de beslissing werd uiteindelijk beslecht door een bizarre psychologische kronkel waar ik op stuitte.
Kijk.
De mensen met wie ik daar ga zijn en werken, die gaan namelijk gewoon wel.
En als ik zou besluiten om niet te gaan – naar dat lekker warme eiland in de Caraïben waar ik al heel lang dolgraag eens naartoe wil – dan zou ik waarschijnlijk best balen als ik naderhand zou horen: ‘Nou, niemand ziek geworden hoor en bijna geen mug gezien. Je had gewoon mee moeten gaan.’
Maar keer dat om, dan zou ik dus in feite hopen dat in elk geval een van hen ziek terug zou komen...? Om me bevestigd te zien in mijn keuze?
Dat vond ik zo’n onthutsende gedachte!
Dat zou me een heel naar mens maken!
Dus daarom ga ik.
Ik kan er zelf geen speld tussen krijgen.
Een mooie jaarwisseling gewenst!
Tot volgend jaar!
Ja.
Nou, dat deed dus pijn. Best wel.
Maar goed, hij zat er nog aan, de vinger, dus om hij die de klep dichtgooide zich niet al te lullig te laten voelen – en niet in de stress te brengen; hij die de klep dichtgooide was namelijk een opdrachtgever die me net gevraagd had een heleboel voor hem te gaan typen – kermde ik zo wat, maar reed toch dapper en grappend met hem door de avondspits naar het zwembad met achterin twee kindjes.
(Ik had een werkbespreking bedacht op de tribune bij de zwemles van mijn jongste dochter en haar vriendinnetje. Om een en ander wat te combineren. Dat lijkt misschien een beetje gek, maar in het licht van de onwaarschijnlijke hectiek van de laatste weken voor de kerstvakantie, lag het echt alleszins voor de hand.)
Maar goed, die vinger dus, die deed goed pijn. Werd ook meteen blauw en dik.
Inmiddels is dit ruim twee weken geleden.
Het doet niet echt pijn meer, behalve – en dan helaas ook meteen heel erg – als ik per ongeluk met mijn knokkel iets aanraak. Of als ik per ongeluk iets te stevig vastpak.
En ook al ben ik voorzichtig, het gebeurt toch steeds.
Gemiddeld 10 keer per dag ga ik 2 minuten lang het liefst dood.
En als ik naar buiten ga, en het is koud, dan wordt een heel gedeelte van mijn vinger spierwit.
Het is een 'vegetatieve ontregeling als gevolg van het trauma,' zegt de fysiotherapeut.
Bij wie ik overigens was voor mijn schouder, die ook pijn doet. Al maanden.
Haha.
Maar ik zie het maar zo: kan ik vast een beetje oefenen voor als ik straks misschien die knokkelkoorts oploop, of hoe heet die stomme ziekte.
Want ik ga natuurlijk gewoon hè, naar Curaçao. Duh.
De strijd om de beslissing werd uiteindelijk beslecht door een bizarre psychologische kronkel waar ik op stuitte.
Kijk.
De mensen met wie ik daar ga zijn en werken, die gaan namelijk gewoon wel.
En als ik zou besluiten om niet te gaan – naar dat lekker warme eiland in de Caraïben waar ik al heel lang dolgraag eens naartoe wil – dan zou ik waarschijnlijk best balen als ik naderhand zou horen: ‘Nou, niemand ziek geworden hoor en bijna geen mug gezien. Je had gewoon mee moeten gaan.’
Maar keer dat om, dan zou ik dus in feite hopen dat in elk geval een van hen ziek terug zou komen...? Om me bevestigd te zien in mijn keuze?
Dat vond ik zo’n onthutsende gedachte!
Dat zou me een heel naar mens maken!
Dus daarom ga ik.
Ik kan er zelf geen speld tussen krijgen.
Een mooie jaarwisseling gewenst!
Tot volgend jaar!