Het schip was gezonken , maar ik zat er nog in. Ik was meegenomen naar de bodem en daar leefde ik verder, in een luchtbel in het wrak. Met de kinderen. Na de eerste paniek bleek het eigenlijk prima toeven in die luchtbel. We hadden zuurstof en genoeg te eten en drinken. En er was ook gewoon school en werk. En Netflix. Ik wist heus wel dat we daar niet konden blijven. Ik wist heus wel dat ik dapper moest zijn, een grote hap lucht nemen, de luchtbel doorprikken en gáán. Zwemmen! Naar boven, naar het oppervlak. Ik zou het vast halen. Ik was sterk. Maar voorlopig bleef ik nog even zitten. Eerst nog wat meer moed verzamelen. Zouden de kinderen het ook redden? Waren die sterk genoeg voor de stap in het diepe? We konden beter eerst een goed plan bedenken. Niet roekeloos paniekzwemmen, dat was dom. We hadden geen haast tenslotte; de zuurstof was nog lang niet op. En misschien gebeurde er wel snel een wonder! Iets dat alles opnieuw zou veranderen. Daar konden we maar beter e...