Stel, je komt te laat. Op school. Of bij een vergadering. Of je koorrepetitie.
Ze zijn al begonnen.
Je hebt dan de keuze. Ofwel je doet voorzichtig de deur op een kier, sluipt naar binnen en gaat
stilletjes op een lege plek zitten. Fluistert eventueel wat excuses, mocht dat
nodig zijn.
Ofwel, je zwaait ferm de deur open en biedt met opgeheven hoofd en luide stem je verontschuldigingen aan en vertelt in geuren en kleuren
waarom je te laat was; de brug stond open, de wekker was stuk, je band was lek.
Er is voor beide wat te zeggen.
Ik weet het niet zo goed, nu.
Ik sta voor de deur.
Zal ik naar binnen sneaken, net doen alsof er niets gebeurd
is, en gewoon weer eens een stukje schrijven? Over de dingetjes van het leven? Of knal ik de deur open en vertel ik met veel misbaar WAAR IK IN DE GODSNAAM HEB UITGEHANGEN AL DIE TIJD!?
Wat betreft dat laatste kan ik in elk geval zeggen: I’ve been to
many places. (En dat zeg ik in het Engels, omdat daar meer
overdrachtelijk drama in doorklinkt.)
Het was wel raar.
Ik schreef ineens niet meer.
Eerst omdat het niet kon. Alles wat ik meemaakte was ….. te écht om zomaar op te schrijven, voor
het oog van de wereld. En voor minder beladen onderwerpen was geen ruimte.
Ik schreef niet meer.
En op een bepaald moment begon het lekker te voelen.
Ik wilde zó graag – ik wist dat ik moest gaan schrijven om weer
gelukkig te kunnen worden – maar ik deed
het lekker niet. Wat een macht! Ha!
En toen ik die bullshit zo’n beetje voorbij was, en besloten
had dat ik het gewoon weer ging dóén, bleek dat ik het niet meer kon. Het ging niet. Ik wist
niet meer hoe het moest.
Dat eerste woord.
(Als het niet enigszins onethisch was om relatief onschuldige
gekkigheden met ernstige ziektes te vergelijken, dan zou je het 'schrijfanorexia' kunnen noemen.)
Maar hee. Kijk dan!
Letters!
Ik kom er wel weer bovenop.