Doorgaan naar hoofdcontent

Je zou toch over mij kunnen schrijven?

Wanneer ik nou weer eens een stukje zou schrijven, vroeg mijn moeder, voor wie het blijkbaar ook allemaal wat lang ging duren.
Ik legde haar uit dat ik nogal veel aan mijn hoofd heb de laatste maanden, dingen waarover ik dolgraag zou bloggen, maar waarover ik niet kán bloggen, omdat er anderen bij betrokken zijn, en kinderen bovendien.
Dat ik zogezegd lijd aan een exogeen gegenereerd writer’s block.
Ja, dat begreep ze natuurlijk wel.

‘Maar je zou toch over mij kunnen schrijven?’ (Je moest eens weten, mam, wat ik allemaal al over je heb geschreven, wat misschien ooit nog eens het levenslicht gaat zien. Ik kan alleen niet beloven dat jij dan nog leeft.)
‘Koos zei het laatst ook,’ ging ze verder: “Yvon zou best eens wat vaker over jou kunnen schrijven.”’
Daarmee had ze me even een momentje in verwarring.
De buurman van mijn moeder leest mijn blog?
En vindt dat ik wel eens wat vaker over mijn moeder mag schrijven?
Euh? 
Ik vroeg me onwillekeurig af of hij dat echt gezegd had, of dat het iets was wat zij ervan had gemaakt.
‘Tsja,’ zei ik. ‘Maar ik heb toch al heel vaak over je geschreven?’
Ik herinnerde me de ruzie over Zwarte Piet en dat ik had geschreven over hoe ze kat Juultje kreeg en over dat ze oud wordt en ik dat moeilijk vind. Ik herinnerde me zelfs dat ik op een bepaald moment heb gedacht nu moet ik eens ophouden met die stukjes over mijn bejaarde moedertje, er zijn ook nog andere dingen die mij bezighouden, nietwaar.

Maar we waren er nog niet. ‘Ik had eigenlijk wel verwacht dat je iets zou schrijven over die dag in het ziekenhuis. Je hebt toch niet voor niets van die vreselijke foto’s van mij lopen maken?’
Oja, haha, die dag in het ziekenhuis.
En haha, ja, die foto’s.
Ik was mee, met mijn moeder, om het moreel hoog te houden. En voor hulp bij de fysieke verplaatsing van afdeling naar afdeling, voor een reeks pre-operatieve en geriatrische (ik zou willen dat ik het gezicht van mijn moeder kon beschrijven, wanneer ze het woord geriater uitspreekt) onderzoeken. 
Niets ernstigs, hoor. Ze krijgt gewoon een nieuwe knie. Je bent 86 en je wilt wat. Lopen, bijvoorbeeld.
Het was eerlijk gezegd een heel grappige dag. Doodvermoeiend, maar reuzeleuk, voor mij dan vooral. Voor mijn moeder was het meer een soort achtbaan. Letterlijk, omdat ik natuurlijk zo hard mogelijk met haar in die rolstoel van 2 euro door de gangen racete, maar ook emotioneel: ziekenhuizen maken haar al nerveus, en toen bleek ook nog dat haar hart niet helemaal goed genoeg was, waardoor de operatie uitgesteld moet worden tot na verder cardiologisch onderzoek.
Gelukkig was ik in topvorm, want iemand die eigenlijk wil huilen van teleurstelling en schrik aan één stuk door laten huilen van het lachen, is voorwaar geen sinecure.


Ik denk dat het wel zal loslopen met dat hart. Het zal wel moeten, want die nieuwe knie moet en zal er komen.
En dat schijnt mijn schuld te zijn:
‘Ik was eigenlijk van plan om maar eens dood te gaan. Maar dat kan nu dus niet meer, want nu moet ik eerst wachten tot jij weer gelukkig bent.’

Het is toch te schattig ook, hè.