Een tijdje geleden kreeg ik de vraag of ik wilde meewerken aan een initiatief om vluchtelingen die in Groningen in de noodopvang zitten een gezicht te geven; opdat Groningers hun 'nieuwe buren' een beetje kunnen leren kennen. Ik zei onmiddellijk ja. Ten eerste omdat ik nieuwsgierig ben en dingen altijd graag met eigen ogen zie; ik was reuze benieuwd hoe het er daaraan toegaat, hoe de sfeer is, op zo’n COA-locatie. En ten tweede, omdat ik dacht: mooi, dan doe ik ook meteen iets – zij het dan minimaal – voor de vluchtelingen. Want dat vond ik eigenlijk wel: dat ik iets moest doen. Maar ik wist niet zo goed wat dan. Ik ben namelijk eigenlijk niet zo helperig, eerlijk gezegd, uit mezelf. Ik help mijn kinderen, ik help wel eens een vriend of vriendin, en ik help mijn moeder. Maar dan houdt het op. Mijn oude buurman, die waarschijnlijk ook wel eens hulp kan gebruiken, help ik niet. Maar toen het meisje van de thuiszorg vorige week bij mij aanbelde of ik even wilde as...