Ik heet Yvon, hoewel sommige mensen me Novy noemen. Dat is mijn eigen schuld, want toen ik op een bepaald moment in een opwelling een blog begon en even snel een alias moest verzinnen, draaide ik uit gemakzucht mijn naam om. Me niet realiserend dat zo’n pseudoniem vervolgens een heel eigen leven zou gaan leiden en mijn identiteit mede zou gaan bepalen.
Maar ik vind het prima, hoor.
Novy of Yvon, het maakt me niets uit, ik luister naar allebei.
En geschreven zie ik nauwelijks het verschil.
Dus.
Maar dan. De achternaam.
Ik héb geen achternaam.
Okee, ik ga momenteel door het leven als Mekkring.
Maar dat is de naam van Henk.
En die van de kinderen.
Dat we allemaal hetzelfde heten is reuze handig, zeg ik altijd. (Maar ik weet eigenlijk niet precies waarvoor.)
Ooit had ik natuurlijk wel een eigen achternaam.
Om eerlijk te zijn; die staat nog steeds op mijn paspoort, maar dat laat ik uiteraard nooit aan iemand zien, behalve op Schiphol.
Het is namelijk een vreselijke naam.
Echt. Ik ben zoveel gepest om mijn achternaam!
En volkomen terecht ook.
Wat niet meehielp: we verhuisden nogal vaak in mijn kinderjaren, waardoor ik me telkens opnieuw moest voorstellen op nieuwe scholen en bij nieuwe sportclubjes.
Náchtmerries had ik ervan.
De lachsalvo’s die steevast volgden op het noemen van mijn naam.
Soms probeerde ik het moment te vermijden door een en ander wat binnensmonds te mompelen, maar daar werd het alleen maar erger van, want dan riep er altijd wel iemand: ‘Yvon wát?’ en dan moest ik het nog een keer zeggen, maar nu heel luid en met ieders volle aandacht.
Haha.
Hoe zal ik het zeggen, met zo'n introductie heb je geen afwijkende uiterlijke kenmerken meer nodig.
Wat haatte ik mijn naam!
Zoals andere kinderen misschien droomden dat ze kleinere voeten hadden of dunner waren, of net zulke mooie zwarte krullen hadden als Anita, of beter konden rekenen of van de hoge duikplank durfden, wenste ik ’s avonds in bed vurig dat ik gewoon Van Dijk heette.
Ik heb me er wel mee gered hoor, ik had ook weinig keus, maar toen op mijn vijfentwintigste duidelijk werd dat mijn vader mijn vader niet was – iets wat ik zelf altijd al had vermoed – heb ik stante pede afstand gedaan van de naam.
Weg ermee.
Het kwam heel goed uit dat ik toevallig de volgende dag ging trouwen; ik nam gewoon de naam van mijn echtgenoot.
Mekkring.
Heel eerlijk: dat vind ik ook niks.
Voor mij.
Het pást niet bij me.
Maar ja.
Het is allicht anoniemer.
Mijn echte, ‘biologische’, vader heette Hazeleger. Zo had ik dus kunnen heten.
Dat had ik best leuk gevonden.
Hazeleger is óók een rare naam, maar wel leuk raar.
Rabbit-army, zei mijn halfzusje vroeger altijd, toen we kinderen waren en ik nog niet wist dat ze mijn zusje was.
Mijn moeder heet Van Apeldoorn. Dat is eigenlijk de beste naam van allemaal.
Maar Yvon van Apeldoorn? Ik weet het niet. Dat vind ik ook weer gek. Te chic.
Ik ging maar het liefst achternaamloos door het leven.
Met Mekkring voor de situaties waarin men nou eenmaal een achternaam moet hebben.
Als je een encyclopedie hebt geschreven, bijvoorbeeld.
Sorry, slightly off topic, maar het blijft leuk: wereldwijd word ik in online bookstores vermeld als de auteur van de Larousse Wijn Encyclopedie. Wat natuurlijk kolder is, maar gezien de hoeveel bloed, zweet en tranen die de inhoudelijke redactie me heeft gekost, ook weer niet helemáál onterecht... (ik ben nog steeds benieuwd of iemand mijn naam nou eigenlijk per ongeluk of expres naar voren heeft geschoven.)
Het is trouwens best een mooi boek.
Heel dik ook.
En zwaar.
Met heel veel informatie.
Misschien een leuk idee voor
Ik geef maar een tip.
En geheel belangeloos hè: ik krijg geen royalties.
Edit 29-9: Bizar. Ik wist het niet, maar op de dag dat ik dit schreef overleed mijn naamgenoot, de 'oom die mijn oom niet bleek te zijn', Ik heb hem nog eens geïnterviewd, in 1992. KLIK.