Ja.
JA!
Ik weet het wel.
Ik moet bloggen.
Dat wil ik ook, maar ik heb geen tijd!
Ik werk me het apelazarus, ben me drie slagen in de rondte aan het schrijven voor anderen en dat is echt heel erg hartstikke leuk, maar ik heb zélf ook van alles te melden; ik weet alleen dus niet in welk achterlijk nachtelijk uur ik dat zou moeten doen.
Nouja, ik ben er nu , dus snel dan even. Over wat ik vanmiddag deed.
Er was gedoe in de klas van Bo. Een ruzie tussen twee meisjes, die door geroddel en bemoeienis in een whatsapp-groepje enorm uit de hand was gelopen. De ouders van de groepsleden waren gevraagd om naar school te komen. Ik moest ook.
Van bovenstaande zinnen springt dit het meest in het oog: dat mijn kind in whatsapp-groepjes zit.
Het is absurd: een kind in groep 7 met een smartphone.
Ik vind het beláchelijk.
En tegelijkertijd sta ik het toe.
‘Iedereen in mijn klas heeft dat, mam.’
En ze heeft nog gelijk ook.
Nouja, niet iedereen, maar toch: de meesten.
Ik sta het toe, ik heb het zelfs mogelijk gemaakt, maar ik vind het belachelijk.
Misschien zou ik moeten zeggen: ‘Hier met die telefoon, ik heb me bedacht.Het is uit met de pret. Het is ongezond. En je mag pas als je achttien bent op Facebook.’
Het was een vreemde bijeenkomst, vanmiddag.
De kinderen zaten er stilletjes en verlegen bij – die durfden in bijzijn van hun ouders ineens niet meer vrijuit te spreken – en wij, de ouders en juffen, probeerden wat zinnige dingen te zeggen.
Dat lukte niet echt, omdat we er namelijk helemaal geen verstand van hebben! Natuurlijk, we weten wat roddelen is, wat pesten is en buitensluiten, maar met de digitale variant hebben we geen ervaring.
Als kind hadden wij vroeger geen smartphone. Sterker: hij is er nog maar nét en we vinden hem zelf zo leuk! (Als we al niet kampen met een ernstige verslaving).
We worden geacht onze kinderen te begeleiden in het verstandig gebruik van iets, dat we zelf nog maar net kennen.
We worstelen zelf nog in meer of mindere mate met de integratie ervan in ons leven.
Er is trouwens een voordeeltje: mijn kind zo als een malle met haar mobiel in de weer te zien maakt dat ik van de weeromstuit mijn eigen telefoon tegenwoordig vaker met rust laat.
NB: Bovenstaande doet misschien vermoeden dat wij ons kind ongelimiteerd op haar telefoonschermpje laten staren, dat valt mee hoor. (Maar dan nog.)
NB 2: Eigenlijk had ik dit onderwerp even moeten laten rusten om er iets echt verstandigs over te zeggen in mijn onderwijscolumn.
NB3: Nog 25 dagen tot Hawaii.
JA!
Ik weet het wel.
Ik moet bloggen.
Dat wil ik ook, maar ik heb geen tijd!
Ik werk me het apelazarus, ben me drie slagen in de rondte aan het schrijven voor anderen en dat is echt heel erg hartstikke leuk, maar ik heb zélf ook van alles te melden; ik weet alleen dus niet in welk achterlijk nachtelijk uur ik dat zou moeten doen.
Nouja, ik ben er nu , dus snel dan even. Over wat ik vanmiddag deed.
Er was gedoe in de klas van Bo. Een ruzie tussen twee meisjes, die door geroddel en bemoeienis in een whatsapp-groepje enorm uit de hand was gelopen. De ouders van de groepsleden waren gevraagd om naar school te komen. Ik moest ook.
Van bovenstaande zinnen springt dit het meest in het oog: dat mijn kind in whatsapp-groepjes zit.
Het is absurd: een kind in groep 7 met een smartphone.
Ik vind het beláchelijk.
En tegelijkertijd sta ik het toe.
‘Iedereen in mijn klas heeft dat, mam.’
En ze heeft nog gelijk ook.
Nouja, niet iedereen, maar toch: de meesten.
Ik sta het toe, ik heb het zelfs mogelijk gemaakt, maar ik vind het belachelijk.
Misschien zou ik moeten zeggen: ‘Hier met die telefoon, ik heb me bedacht.Het is uit met de pret. Het is ongezond. En je mag pas als je achttien bent op Facebook.’
Het was een vreemde bijeenkomst, vanmiddag.
De kinderen zaten er stilletjes en verlegen bij – die durfden in bijzijn van hun ouders ineens niet meer vrijuit te spreken – en wij, de ouders en juffen, probeerden wat zinnige dingen te zeggen.
Dat lukte niet echt, omdat we er namelijk helemaal geen verstand van hebben! Natuurlijk, we weten wat roddelen is, wat pesten is en buitensluiten, maar met de digitale variant hebben we geen ervaring.
Als kind hadden wij vroeger geen smartphone. Sterker: hij is er nog maar nét en we vinden hem zelf zo leuk! (Als we al niet kampen met een ernstige verslaving).
We worden geacht onze kinderen te begeleiden in het verstandig gebruik van iets, dat we zelf nog maar net kennen.
We worstelen zelf nog in meer of mindere mate met de integratie ervan in ons leven.
Er is trouwens een voordeeltje: mijn kind zo als een malle met haar mobiel in de weer te zien maakt dat ik van de weeromstuit mijn eigen telefoon tegenwoordig vaker met rust laat.
NB: Bovenstaande doet misschien vermoeden dat wij ons kind ongelimiteerd op haar telefoonschermpje laten staren, dat valt mee hoor. (Maar dan nog.)
NB 2: Eigenlijk had ik dit onderwerp even moeten laten rusten om er iets echt verstandigs over te zeggen in mijn onderwijscolumn.
NB3: Nog 25 dagen tot Hawaii.