Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Er is een ramp gebeurd

Recente posts

Alles en tegelijk bijna niets

Twee levensmotto’s slepen me er momenteel doorheen. Het zijn:  ' Count your blessings'  en  ' Nicht ärgern, nur wundern' .  Het eerste motto gaat me bijzonder goed af. Echt, ik count me een ongeluk. Ik heb dan ook behoorlijk veel blessings : ik woon met mijn 3 (+1) leuke kinderen in een gezellig, warm huis met een pelletkachel, we hebben twee schatten van katten, we zijn gezond, we lachen veel, we eten lekker, ik heb interessant werk (wat ik toch altijd al thuis deed) en mijn moeder is weliswaar oud maar woont niet in een verzorgingstehuis, wat haar kansen om corona te krijgen aanzienlijk verkleint en waardoor ik bovendien aan niemand toestemming hoef te vragen of ik bij haar op bezoek mag. Ik realiseer me dagelijks dat ik me, tot nu toe althans, op een hoog en droog plekje bevind tijdens deze hele coronadinges.  Het tweede motto gaat ook best lekker. Ik maak me nauwelijks meer druk. Ik lees of hoor iets raars of stoms, ik verbaas me.... en laat het los. Makkelijk zat.

Coronamazzel

Begin 2020 zat ik nog steeds gevangen in een onmogelijke en inmiddels onhoudbare situatie en wist ik nog steeds niet hoe ik eruit moest komen. En toen was er ineens corona. Plotseling stond alles stil. Het was alsof de wereld even op me wachtte, zodat ik weer kon bijbenen. Ineens was er ruimte en lucht – en tijd (want ik had als zzp’er van het ene op het andere moment geen werk meer). Het was mijn startschot. Ik begon keihard te rennen. Alle samengebalde energie van de voorgaande vier jaar kwam naar buiten. Ik ging als een speer: ik ritselde een nieuwe naam bij de koning, ik ramde de scheiding erdoor – met convenant en ouderschapsplan en alles – we verkochten ons huis en ik verhuisde naar een nieuwe fijne plek. En tijdens dit alles kreeg ik ook nog ineens hulp uit onverwachte hoek (blijkbaar moet je de kosmos eerst even zelf de weg wijzen..) Het is wel een beetje gek. Corona is een ramp, voor de hele wereld, voor de slachtoffers en hun families, voor mensen die langdurig ziek blijven,

De Wand

Op de eerste avond van de grote stillegging moest ik ineens denken aan een boek, dat ik lange tijd mijn lievelingsboek heb genoemd, maar dat ik de laatste jaren totaal was vergeten. Ik heb het ook niet meer, daar kwam het misschien door. (Uitgeleend, geen idee meer aan wie, zoals dat boeken nogal eens vergaat.) De Wand , heet het boek. Van Marlen Haushofer, een Oostenrijkse schrijfster.  Ik vond het zo’n 25 jaar geleden in een antiquariaat; het was destijds al niet meer in de handel. Ik herkende de titel, omdat ik had onthouden wat mijn vriendin Geertje erover had verteld: zij was zo in de ban van het boek geweest, dat ze er op een nacht over droomde en vervolgens heel hard haar hoofd stootte aan een balk in de slaapkamer; iets dat nooit eerder was gebeurd in de twintig jaar dat ze er sliep. Ook op mij maakte het boek veel indruk. Het is een verschrikkelijk eenzaam, beklemmend verhaal, maar op een gekke manier ook hoopvol. (Hoopvol-achtig.) Nou moet ik erbij zeggen dat ik destijd

De egel

Het was een van de laatste nachten van de vakantie – we sliepen al een paar uur – toen plotseling mijn dochter van tien met grote haast uit haar slaapzak ontsnapte, de tent openritste  en zichzelf naar buiten wierp.  Nog voor ik goed en wel begreep wat er gebeurde, hoorde ik ze al: braakgeluiden. En velen zullen dit beamen; dat zijn angstaanjagende geluiden voor de kamperende mens. Even later kwam ze weer naast me liggen. ‘Och liefje,’ zei ik. Schatje toch. Was je ineens misselijk? Goed zeg, dat je op tijd naar buiten ging! ( DE DANKBAARHEID!  ) Gaat het nu weer een beetje?’ Het ging weer. Ik omhelsde krampachtig de gedachte dat er gewoon iets niet goed gevallen was. Dat was eruit nu, dus hier zou het gewoon bij blijven. Toch? Ja. Nee. Natuurlijk niet.   Wist ik heus wel. Nog geen vijf minuten later vloog ze opnieuw als een haas de tent uit. Na de te verwachten geluiden – die al een stuk minder angstaanjagend klonken; ik leg mij als realist doorgaans snel bij de dingen neer –

Schipbreuk

Het schip was gezonken , maar ik zat er nog in. Ik was meegenomen naar de bodem en daar leefde ik verder, in een luchtbel in het wrak. Met de kinderen. Na de eerste paniek bleek het eigenlijk prima toeven in die luchtbel. We hadden zuurstof en genoeg te eten en drinken. En er was ook gewoon school en werk. En Netflix. Ik wist heus wel dat we daar niet konden blijven. Ik wist heus wel dat ik dapper moest zijn, een grote hap lucht nemen, de luchtbel doorprikken en gáán. Zwemmen! Naar boven, naar het oppervlak. Ik zou het vast halen. Ik was sterk. Maar voorlopig bleef ik nog even zitten. Eerst nog wat meer moed verzamelen. Zouden de kinderen het ook redden? Waren die sterk genoeg voor de stap in het diepe?  We konden beter eerst een goed plan bedenken. Niet roekeloos paniekzwemmen, dat was dom. We hadden geen haast tenslotte; de lucht was nog lang niet op.  En misschien gebeurde er wel snel een wonder! Iets dat alles opnieuw zou veranderen. Daar konden we maar beter even op wacht

Babylongen

Ik weet dat je blowt – ‘smoken’   noemen jij en je vrienden het. En ik weet dat je bier drinkt, af en toe. En rookt, achter de school. Je mag dat allemaal niet van mij. En van de wet ook niet. Nog lang niet. Je bent nog niet eens zestien! Het is gevaarlijk. Ik hoop in de godsnaam dat ik je nooit bewusteloos op de eerste hulp zal aantreffen. En het is zo slecht voor je. Zo ongezond.  Ik was zelf ook vijftien toen ik begon met experimenteren. Of nou ja, het overkwam me; ineens was het er, alles tegelijk: alcohol, roken, seks. En ik wou het allemaal. Een jaar eerder al was ik begonnen met het stelen van sigaretten uit het pakje van de schoonmaakster, als ze aan het stofzuigen was. Iedere week één. Die rookte ik dan stiekem ‘s avonds, uit mijn raam. Caballero zonder filter.  Ik voelde me goed als ik dat deed. Groot, stoer, onafhankelijk. Ook al werd ik kotsmisselijk. Maar ik had zo’n drang naar….naar álles, naar het leven, naar vrijheid, naar nieuwe dingen, naar wat er allemaal