Doorgaan naar hoofdcontent

Lievelingsdieren

Soms vraagt iemand aan mij: Wat is jouw lievelingsdier?
En dan antwoord ik: de kat. En paarden vind ik ook leuk. En honden soms.
Maar eigenlijk zijn mijn echte lievelingsdieren ráre dieren.
Ik ben dol op rare dieren.
De kangoeroe, het zeepaardje, de bombardeerkever, ja, eigenlijk alle dieren uit Bibi’s bijzondere beestenboek.

Kent u dat? Een hilarisch (kinder)boek. En dan maar proberen om niet voortdurend in de lach te schieten tijdens het voorlezen.
Het vogelbekdier staat er natuurlijk ook in. Vroeger vond ik het vogelbekdier echt heel leuk. Tegenwoordig denk ik: tsja. Te gezocht. Alsof God dacht: ik ben nu in zo’n lekker gekke bui, ik maak eens een harig zoogdier met een snavel. Lachen man.
Nee, dan de Albatros. Die is tenminste authentiek. En al sinds De Reddertjes een van mijn lievelingsdieren. We keken pas naar een aflevering van een natuurserie – dat heb je soms, daar zap je dan langs en je blijft kijken. Een prachtige serie, trouwens: Frozen Planet – en daar ging het ook over albatrossen. Mooi man. Zo’n jonge albatros kruipt uit het ei en je ziet hem denken: Wat ben ik? Een zeilboot? En dan gaat ie proberen te vliegen. Briljant. Alsof je een vlieger op moet laten bij windkracht 13. Ik zat op het puntje van mijn stoel, deed intussen een monoloog-interieurachtige voice-over met de stem van de albatros en hield het bijna niet van de spanning. Dát is televisie, mensen. Het schijnt dat zo’n vogel een week moet oefenen voordat het een keer lukt met die vleugels. En als ie dan eindelijk in de lucht zweeft, dan blijft ie dat ook maar doen, voorlopig.

We zagen ook nog een diepzeekwal, met allemaal gekleurde knipperende discolichtjes.
‘Dat is nog te kitsch voor de Xenos!’ riep Henk.
Jaja, es gibt vreemde schepsels op deez’ aard.
Neem ook de Narwal. Een Narwal is zo’n dier waarvan ik altijd denk dat ie niet bestaat. Net als de eenhoorn. Tot ie dan voorbij komt in zo’n natuurdocumentaire en ik me realiseer: joh! Ze zijn echt! Maar dat zakt straks weer weg, let maar op.
Die hoorn van de Narwal is overigens geen hoorn, maar een tand. En die zit er niet om mee te vechten, of te imponeren, het blijkt een sensor te zijn. Een hooggevoelig zintuig.
Nou is het natuurlijk best fijn om alles lekker heel goed te voelen, maar moet dat nou met zo’n onhandig ding? Stel je voor, dat je een tand hebt van drie meter lang. Hoe verschríkkelijk onpraktisch! Daar bots je toch overal mee tegenaan! En met zo’n sensitief geval moet dat nog geen pretje zijn ook. Nou zijn er natuurlijk in de zee minder dingen om tegenaan te botsen, maar dan nog: er zit voortdurend zo’n irritant ding voor je snuit.
Ga weg, ding!
Maar ze zijn natuurlijk niet anders gewend, die Narwals.

We lazen pas een prachtig boek, dat Bo had gekocht op een rommelmarkt. Waarom kwamen de walvissen? Het gaat over Narwals (raar woord wordt het op den duur hè: narwalnarwalnarwal) en over een jongen en een meisje op een eiland tijdens een oorlog.
Toen het uit was opperde Henk het plan om het boek te gaan verfilmen.
Dat leek mij ook wel wat. Op Schiermonnikoog, bijvoorbeeld.
Alleen die Narwals leken me dan even een dingetje.
Want hoe kom je nou aan Narwals hè.
Die bestaan immers niet.