Doorgaan naar hoofdcontent

Stuk




Ik blogde voor het laatst op 17 juni: de dag voor ik 45 werd.
Nog een dag eerder was mijn leven ingestort, maar ik was nog in de ontkenning. Dus ik schreef maar gewoon een stukje, over de publieke waan van de dag.
Het was de laatste stuiptrekking, voorlopig.

Want mijn leven was ingestort, en al snel was daar geen ontkennen meer aan.


Mijn man, mijn echtgenoot, de vader van mijn kinderen, was vertrokken.
Weggegaan en niet teruggekomen.

(Het verwarrende was dat hij intussen op zijn beurt beweerde dat ik hem het huis uit had gezet. Wat me geen goed teken leek; als je het daarover al niet eens bent, dan kon het nog wel eens een zware dobber worden.)

Nou moet ik toegeven dat ik inderdaad de woorden ‘ik wil je niet meer zien’ had uitgesproken, maar dat leek me eerlijk gezegd geen reden waarom hij de volgende dag niet op de stoep had kunnen staan met een bos rozen en excuses. (De woorden ‘ik wil je niet meer zien,’ zegt men doorgaans niet zomaar, immers.)

Maar hij kwam dus niet terug.

En ik begreep niet waarom.


Het werd een volkomen idiote maand; de laatste maand voor de vakantie. Met laatste proefwerkweken en eindshows en kampeerfeestjes van de kinderen, werk-deadlines van mij en oja: de verbouwing van de keuken was nog steeds aan de gang. Het huis was een totale chaos, de auto was kapot en er kwamen ook nog zonnepanelen op het dak en ik moest alles alleen doen.

Want mijn man was weg.


Het ene moment was ik boos, het andere moment verdrietig, en tussendoor vooral in de war. En terwijl ik er dus zelf niets van begreep, moest ik het wel voor de kinderen allemaal een beetje snapbaar maken.
Ik keek af en toe met verbazing naar mezelf. Omdat ik totaal in de kreukels lag, maar het allemaal tóch voor elkaar kreeg. Met elke dag gezonde maaltijden op tafel en brood in huis en schone was aan de lijn en iedereen op tijd op de goede plek met de goede spullen. De mens is een wonderlijke machine.


En toen ging ik voor het eerst in mijn leven als alleenstaande ouder op zomervakantie. Met drie kinderen naar Vlieland. Ik zag er enorm tegenop, maar het kwam helemaal goed.
Meer dan goed. Vlieland is een lief eiland. En ik heb nógal leuke kinderen.
En wat ook meehielp was het prachtige weer, de volle maan, en de komst van mijn zusje uit Hawaii met haar dochtertje.


Het lukte warempel om de voorafgaande maand zo’n beetje van me af te schudden.
Ik kon weer ademen, op dat eiland.
De paniek verdween.
Het is wat het is, dacht ik.
We zien het verder allemaal wel.


Inmiddels is alles duidelijk.
Ik weet met terugwerkende kracht waarmee ik aan het dealen was.

Om een lang verhaal kort te maken:
We zijn stuk.
En ik denk niet dat we nog gerepareerd kunnen worden.

We zijn stuk.
Het gezin is stuk.
En dat is zo, zo verdrietig.


Een paar dagen geleden, toen ik de Lidl uit kwam, zat er een witte duif op mijn fiets. Soms fladdert de symboliek je letterlijk om de oren.
Ik denk niet dat het iets te betekenen had, hoor. Maar als het toch iets betekende, dan vast dat de tijd van ruziemaken voorbij is. 
Dat is ook wat waard.