Doorgaan naar hoofdcontent

Het laatste woord

Ik wilde openen met de zin: 'Ik heb een fascinatie voor begraafplaatsen.'
Maar dat is onzin, het is helemaal geen fascinatie, ik vind het gewoon leuk om over een kerkhof te wandelen.
Vooral als het zonnetje schijnt.

Het is als een gewone wandeling, lekker buiten in de natuur, maar dan met iets te lezen erbij.
En daar hou ik van, want ik wil altijd overál wel iets te lezen bij.


Mijn gezin houdt er ook van, en zo liepen we afgelopen paasmaandag de hele middag over het Selwerderhof. Een beetje te gniffelen om de gekke namen op de monumenten en verhalen te verzinnen, rondom de in steen gegraveerde teksten. (Bij sommige graven hoeft dat niet, die vertellen uit zichzelf al een hartverscheurend verhaal.)


Ik weet eigenlijk niet of het raar is.
In feite is een begraafplaats toch ook een soort openluchtmuseum?
Ik zou het persoonlijk wel een leuk idee vinden, als er af en toe nog eens mensen langs mijn grafsteen zouden lopen, die mijn naam zouden spellen en uitrekenen hoe oud ik was toen ik stierf.
(En dit is tegelijkertijd een gekke gedachte, want ik wil immers gecremeerd. Denk ik. Enfin.)


Merlijn maakte nog een steengoeie grap, trouwens, waar we wel een kwartier over na bleven grinniken. Behalve Bo dan.
Voor ik de grap kan vertellen, moet ik eerst wat achtergrondinformatie geven.
Tot vorig jaar sliepen onze drie kinderen altijd samen in één (groot tweepersoons)bed. Niet uit ruimtegebrek; ze hadden alledrie een eigen kamer, maar twee daarvan stonden permanent leeg. (Die hadden we best kunnen verhuren.)
Vorig jaar kwam daar verandering in. Bo ging naar de middelbare school, werd puber, en wilde vanaf toen alleen slapen. Logisch.
Maar ze is een beetje doorgeslagen.
Soms, in het weekend vindt ze het gezellig als haar broertje en zusje komen ‘logeren’, maar dan moeten ze hun eigen matras meenemen.
Terwijl zij dus nog steeds dat tweepersoonsbed heeft, van 1 meter 60 breed.
Ze heeft veel ruimte nodig momenteel, zullen we maar denken.


Goed, we kwamen dus langs een tweepersoonsgraf, waarin twee echtelieden naast elkaar waren begraven en niet – zoals meer gebruikelijk – boven elkaar.

Zegt Merlijn: ‘Zo eentje wil Bo later als ze dood is, maar dan voor haar alleen.’
Haha.
Haha.
Hahahaha.
Oké, misschien had u erbij moeten zijn, of toch nog iets meer ingewijd, om de grap echt te waarderen. Maar geloof me, het was hilarisch.


We liepen overigens heus niet alleen maar te ginnegappen hoor, helemaal niet; we hadden net vorige week oma – de moeder van Henk – begraven en daar was natuurlijk niets grappigs aan.


Hoewel.
Het was op die dag dat het zo verschrikkelijk stormde, in het noorden van het land.

We arriveerden met de rouwauto (hier heb ik even het synoniemenwoordenboek voor moeten raadplegen; ik kwam niet verder dan lijkwagen, daar moest een vriendelijker woord voor bestaan) bij het hek, waarop een groot bord prijkte met de roodomrande tekst: ‘De begraafplaats is gesloten i.v.m. de storm.’

Ehm.

Gelukkig kon de afscheidsdienst toch doorgang vinden, er mocht alleen uit veiligheidsoverwegingen naderhand, behalve een klein groepje naaste familie, niemand mee naar het graf.
En dat was zeker geen overdreven maatregel.
Het was onstuimig.
We zwoegden met de kist – op wielen, dat wel – tegen de wind in, terwijl overal om ons heen takken afgerukt werden en hele bomen zomaar in tweeën braken.

Tijdens de ceremonie had het nummer 'My friend the wind' van Demis Roussos uit de speakers geklonken, omdat mijn schoonmoeder dat zo’n mooi lied vond.

Ze had altijd graag het laatste woord.