Doorgaan naar hoofdcontent

Meestal gaat het goed


Ik ben geen hypochonder.
Natuurlijk, ik weet heus wel eens zéker dat ik een agressieve ziekte heb en binnen afzienbare tijd dood ga, maar niet vaker dan eens in de vijf jaar.
Dus dat kwalificeert niet voor hypochondrie.
Ik kom ook eigenlijk nooit bij de dokter. Voor mezelf niet, en tot voor kort ook bijna nooit met mijn kinderen. We zijn zelden ziek en als we eens wat hebben gaat dat gewoon vanzelf weer over.

Maar ik zei dus: tot voor kort. Want de laatste tijd zijn we een beetje aan het klooien met Bo, onze oudste dochter, die onlangs twaalf werd.
Ze is steeds zo moe. En ziet zo bleek. En dat is natuurlijk helemaal niet zo raar voor een bijna-puber die drie keer per week sport en net als haar moeder weinig winterproof is, maar toch.
Een paar maanden geleden gingen we maar eens naar de dokter en een bloedonderzoek bracht de geruststellende verklaring: bloedarmoede.
Ze kreeg een drankje.

Na inmiddels zes weken dagelijks ijzer slikken, zien we echter geen enkele verbetering. Ze ziet nog steeds zo ‘witjes’, ze lijkt af en toe bijna doorschijnend. En ze blijft maar moe. Ook na een uiterst relaxte Kerstvakantie. En ze heeft weinig weerstand; al maanden loopt ze rond met gescheurde mondhoeken en vorige week zorgde een oppervlakkig schaafwondje op haar enkel voor een compleet ontstoken voet en lag ze vervolgens het hele weekend met koorts, pijn, een antibiotica-kuur en haar been omhoog op de bank.


Ik ben geen hypochonder, maar ik lijd sinds ik moeder ben wel een klein beetje aan plaatsvervangende hypochondrie. En daar zullen meer ouders in zekere mate last van hebben: er mag nou eenmaal niets mis zijn met je kind.
Mijn aanpak met alles is altijd om maar meteen mijn grootste angst onder ogen te zien, dus ik ging zo eens wat googlen op leukemie.
Symptomen. Let’s see.
Bleek (check!), moe (check!), ontstekingen (check!), bloedarmoede (check!), ah, zucht van verlichting: ze heeft geen onverklaarbare blauwe plekken (alle 28 zijn ze prima te verklaren, ghe), ze heeft geen puntbloedingen en nooit een bloedneus!
Gerustgesteld sloot ik safari af en ging een wordfeud-woordje leggen.

De volgende dag stroomde er ineens, terwijl ze op haar handen stond (haar ding) zomaar een halve deciliter bloed uit haar linkerneusgat.
AAARGH!
Adem in, adem uit.
Niks aan de hand.

En dat denk ik ook echt, hoor. Ik heb namelijk een levensmotto, sinds een goede vriend eens de legendarische woorden sprak: Meestal gaat het goed.

Het is een fantastisch levensmotto, want het gaat altijd op.
Je kunt bij het oversteken van de straat worden overreden, maar meestal gaat het goed. Je huis kan afbranden, maar meestal gebeurt dat niet. Het kan regenen, maar meestal is het droog. Er zijn mensen die kanker krijgen, maar de meesten krijgen het niet.
Zo is dat.

Vandaag gingen we opnieuw naar het laboratorium, om haar bloed op coeliakie te laten testen en te kijken of het Hb al wat is gestegen.
Omdat het prikken de vorige keer niet zo heel fantastisch verliep (er kwamen een nat washandje en een bekertje ranja aan te pas), zocht ik naar een afleidingsmanoeuvre.
Aan de muur van het prikkamertje hing een schilderijtje. Een uitermate minimalistisch schilderijtje van een groen grasveld en acht blauwe bomen en verder niks.
‘Ik wil nu dat je heel goed naar dat schilderijtje kijkt,’ zei ik, terwijl de naald haar arm binnendrong. ‘Heel goed kijken, ik ga je straks overhoren.’
Waarop de prikmeneer al wat moest grinniken.
Toen hij na drie volle buisjes de naald weer uit haar arm haalde zei ik tegen Bo: ‘Okee, kijk naar mij nu. Hoeveel koeien stonden er op het schilderij?’
Waarop de prikmeneer heel hard moest lachen.
En ik vond mezelf eerlijk gezegd ook reuze lollig.
Haha.
(Altijd blijven lachen, nog zo’n levensmotto.)


Kleine disclaimer: Ik ben niet in paniek, laat staan hysterisch. Ik probeerde slechts de (meestal irreële) angst te beschrijven die je  als ouder kan overvallen wanneer je kind ineens niet meer bruist zoals voorheen.