Doorgaan naar hoofdcontent

Dik is het nieuwe vet

Ik zal het maar eerlijk zeggen, toen de nieuwe toepassing van het woordje ‘vet’ in de mode raakte, dacht ik dat het geen lang leven beschoren zou zijn.
Als bijwoord kon ik het nog enigszins volgen (vet gaaf, vet cool, vet leuk, vet groot), maar bijvoeglijk gebruikt? Nee joh, dat zou nooit wat worden. Dat je zou kunnen zeggen: ‘Wat heb jij vet haar!’
Hahaaa! Echt niet.

Ik had ongelijk.

‘Wow, vet haar!’ (tegen iemand die net van de kapper komt), dat kan gewoon!
‘Alle vetste meisjes in mijn klas zijn mijn vriendinnen.’ Dat kan gewoon.
‘Mijn buurvrouw is enorm creatief. Ze maakt zulke vette cupcakes!’ Dat kan gewoon.

Vet is trouwens alweer een beetje oubollig, geloof ik. (Terwijl ik er net wat aan begin te wennen.)
Tegenwoordig is het ‘dik’. Nog gekker. Maar ik kijk nergens meer van op.
‘Dope’, dat kan ook. En ‘gruwelijk’.
Laatst hoorde ik ergens: ‘Die band is echt moeilijk goed.’
Ja hoor, net zo makkelijk.
En nou kan ik wel weer vasthouden aan de overtuiging dat deze ‘moeilijk’ het nooit zal redden in de bijvoeglijke vorm (dat je straks met ‘een moeilijke som’ niet meer bedoelt dat ie ingewikkeld is, maar dat je hem heel leuk vindt en spannend en een fijne uitdaging!), maar ik zeg niks. Ik heb er geen verstand meer van. Ik laat het maar gebeuren.
En ik zie wel wat ik ermee doe.

Wat overigens nog best lastig is, dat laatste. Ik weet het soms niet meer hoor: moet ik nou gewoon ‘tof’ en ‘super’ en ‘gaaf’ en 'cool' en ‘mieters’ blijven zeggen, of ga ik mee in het – in mijn eenenveertig jaar oude ogen – vaak volkomen bizar taalgebruik, om krampachtig jong en hip te blijven?
Misschien vraagt u zich af waar ik me druk om maak, maar ik heb kinderen, moet u weten. En daarvan zijn er twee inmiddels volledig op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de straattaal en de daarmee samenhangende do’s and don’ts.
Ik leef derhalve in een voortdurend spanningsveld tussen ouderwets zijn en een beetje zielig.


Soms zou het verdomde handig zijn om in het zuiden van het land te wonen.
Daar zeggen ze al een halve eeuw ‘kei’. En dat kan gewoon nog steeds.