Doorgaan naar hoofdcontent

Een bramentaart

Het was een énige dag vandaag.
Je zou kunnen zeggen: een echte Novy-dag. Zo’n dag waarop bijna alles mis gaat, maar die desondanks (of juist daardoor, dat weet ik nooit) uiterst vrolijk verloopt.


Ik had begrepen dat de bramen rijp waren. En toen leek het me ineens een heel goed idee om gezellig samen te gaan bramen-plukken en daarna romantisch de oogst te verwerken tot taarten en potten vol met jam.
Gezin was ervoor te porren, dus daar togen we vanmorgen de stad uit, richting de woeste wildernis met haar scherpe doornen en gevaarlijke inheemse beesten.
Oma ging ook mee. Want dat zou gezellig zijn én handig; mijn moeder heeft namelijk zo’n dingetje met de natuur. Die weet welke bloemen wanneer bloeien en hoe je boontjes en andijvie verbouwt en waar de bramenstruiken staan enzo.

Toen we wegreden herinnerde ik het me.
‘Oja, zei ik tegen Henk-achter-het-stuur, ‘zei jij niet laatst dat er allemaal rare lampjes gingen branden op het dashboard? Branden die nog steeds?’
‘Mwa. Beetje. Maar dat zal wel goedkomen. Hij doet het toch? We rijden.’
En zo was dat.
Maar op de snelweg bleken we toch wat te nonchalant.
‘Wacht even,’ sprak Henk ineens, ‘nu doen ineens alle meters het niet meer. En de motor doet ook raar. Ik denk dat ik er hier maar afga.’
En hij nam de afslag, die heel toevallig precies de afslag was die we moesten hebben.
Onderaan de afrit doken we het gras in; de motor was inmiddels dood.
En wat doe je dan?
Dan bel je de ANWB.
Ik zei: ‘Het kenteken van de auto is SL-TJ-86. Oftewel Sletje 86.’
Waarop de stem aan de andere kant van de lijn antwoordde: ‘Oh, u laat de hele buurt in uw auto rijden! Nou geen wonder dan dat ie nu stuk is.’
Ha.
Haha.
Hahaha.
En toen moesten we wachten. Maar hee, we waren toch van plan om te picknicken, en dat kon nauurlijk ook prima onderaan de afrit van de snelweg. Dus ik pakte de stokbroden en de camembert en de gekookte eieren en de Sisi no bubbles en oma klapte haar stoeltje uit en nouja, u krijgt een beeld, het was heel gezellig allemaal.
En zo werden we aangetroffen door de wegenwachtmeneer, die even daarna constateerde dat we geen dynamoriem meer hadden, waardoor de accu niet meer kon opladen tijdens het rijden en het elektrisch systeem was uitgevallen. Simpel te verhelpen door een nieuw riempje, dat hij zomaar in zijn busje had liggen. En voor Merlijn, die ineens moest poepen, bleek het busje ook nog eens over een heel handige wc-papier dispenser te beschikken.
Dat is goed om te weten; als u ooit nog eens nodig naar het toilet moet onderweg, dan kunt u gewoon de wegenwacht bellen.

Welnu, na dit avontuur moesten we eerst maar eens ergens een kopje koffie gaan drinken. Waar ik fok fok fok au godver, kut au wat doet dat pijn!!! in mijn elleboog werd geprikt door een wesp.
('Zuigen!' riep ik naar Henk. Want aan je eigen elleboog zuigen is namelijk onmogelijk.)
Mén, wat kan zo’n klein kutbeest je onwaarschijnlijk veel pijn doen! Nu, ruim twaalf uur later, kan ik nog steeds nauwelijks mijn arm buigen.
I’ll live. Maar toch.

Maar goed, eindelijk kon dan het grote plukken beginnen. Nou, dát was een feest, mensen. Echt luilekkerland, die braamstruiken. De hoorn des overvloeds.
Not.
Tsja, ik weet niet wat er aan de hand is met de bramen, mensen, maar ze zijn er niet!
Bijna niet.
Na drie uur zoeken lag er een schamel bodempje bramen in de emmer.
344 gram, bleek thuis; bijna genoeg voor een hele taart.



(Moet ik nou ook nog vertellen dat Loïs vanavond kauwgom in Bo’s haar smeerde terwijl ze samen aan het douchen waren? Ja. Kauwgom in de douche. Zelfs al had ik wat gehad aan Loïs’ verklaring (‘Ik wou het niet in haar haar smeren, maar achter haar oor stoppen’), sommige dingen wil ik helemaal niet uitgelegd krijgen. Gelukkig hadden we pindakaas. Met stukjes noot, gheghe.)


Ploatjes.








Zusjes in de berm

wcpapier
Oma en roodkapje. (Bijna 82 hè, deze oma. En ze heeft geen heide geplukt hoor, dat mag immers helemaal niet.)