Doorgaan naar hoofdcontent

Het ordinaire viswijf en haar karma-ding

Vandaag was een rare dag, die begon met een aanvaring met een dronken straatzwerver.
Ik fietste met de kinderen naar school; Lois bij mij voorop, Bo en Merlijn op hun eigen fiets. Net toen we over de brug kwamen zag ik hem strompelen. Ik herkende hem meteen, het is een bekende figuur in Groningen die me al vaker heeft aangeklampt, meestal om een vuurtje te vragen.


Blijf daar, dacht ik, bezwerend. Blijf op de stoepIk heb een feilloos instinct voor wat komen gaat, namelijk. 
En inderdaad; hij bleef niet op de stoep. Hij waggelde op ons af, versperde ons de weg en hief zijn armen in de lucht. ‘Waarom geven jullie stomme mensen nou nooit eens een stuiver aan een arme bedelaar?’ 


En ik had er geen zin in.
Ik had er ECHT geen zin in. 
Ja zeg, het was maandagochtend. Kwart over 8. En hij was agressief en vies (Bo zei later: ‘Het leek wel of er mos op zijn hoofd groeide,’) en hij stond nog geen tien centimeter van Loïs af. 
Dus ik sprak, misschien een tikje onvriendelijker dan ook had gekund: ‘Nou hoppetee, aan de kant, ik wil mijn kinderen naar school brengen.’ 
Waarop de dronkaard riep: ‘Kinderen? Kinderen!? Mijn kinderen zijn al lang DOOD!’ en sloeg, om dat laatste woord kracht bij te zetten, heel hard met zijn arm op mijn rug. 
(...) 
Hij sloeg me! 
Nouja zeg! 
En nog hard ook! 
En toen ging ik door het lint. 
‘BLIJF VERDOMME MET JE GORE ROTPOTEN VAN ME AF, KLOOTZAK!’ riep ik. (Letterlijk, ja. Ergens in mij schuilt een ordinair viswijf.) 
En daarna fietsten we verder, terwijl de vieze man me nog wat vreselijke dingen nariep (die ik heb genegeerd maar waarvan de kinderen nogal onder de indruk waren, zo bleek later). 


Nouja. Dat was dan weer dat. 
Maar toen! 
Toen ging er van alles mis. 
Ik bezeerde me aan alles waaraan ik me maar kon bezeren. Zo bleef ik met mijn wijsvinger in het kozijn hangen (ik kan een ingewikkeld verhaal houden over hoe dat precies heeft kunnen gebeuren, maar neemt u van me aan: dat is niet van belang), ik brak twee nagels, ik liet een mes op mijn teen vallen en ik stootte mijn knie. Aan de openstaande la van mijn bureau, toen ik wilde gaan zitten. 
Ik stootte mijn knie. 
Zo. 
Hard. 


Misschien herkent u dit? Je stoot je knie en dan lijkt heel even alles stil te staan. Stilte voor de storm. Een paar tellen, om je te realiseren dat de pijn die nu elk moment kan binnenstormen gruwelijk zal zijn. 
Ik ging maar vast op de grond liggen. 


Na drie minuten – waarin ik heel blij was dat ik alleen was, dat zegt genoeg denk ik – stond ik op, streek mijn kleren glad en ging over tot de orde van de dag. 
Maar ik kan nog steeds mijn knie niet echt buigen. 
En er zit een soort bult op, gevuld met vocht. 
Au. 

  1. Was het een karma-ding? Had ik de man gewoon zijn stuiver moeten geven en vriendelijk moeten lachen? Was dat beter geweest? (Gelukkig heb ik vandaag al genoeg moeten lijden en komt mijn mooie weer in augustus op Vlieland niet in gevaar ... toch, kosmos?
  2. Heeft de zwerver me vervloekt met zijn scheldkanonnade? 
  3. Had ik een pech-dag? 
We zullen het niet weten.