Doorgaan naar hoofdcontent

Au


'Mam, mag ik mijn toverstokje mee naar circus?'
'Nee.'

'Waarom niet?'
'Omdat je niks aan je toverstokje hebt bij het circus en omdat je hem waarschijnlijk alleen maar kwijt raakt.'
'Aaaaah, alsjeblieft?'
Nouja, neem maar mee dan.'

En nou niet allemaal tegelijk roepen dat ik geen goede moeder ben omdat ik niet consequent zou zijn, want ik zeg altijd eerst nee, en dan mag het later toch. Dat is op een bepaalde manier ook heel consequent.
Niet dan?
Whatever.
Ik heb het een beetje te druk denk ik.
's Avonds plof ik op een stoel, veeg het zweet van mijn voorhoofd en denk: poehpoeh, weer een dag overleefd zonder ongelukken. En elke dag zijn er talloze momenten waarop ik denk: Pfjoe...als dít goed gaat dan gaat er meer goed.

Gisteren ging het dan een keertje niet goed.
Het was al een beetje een hectische middag geweest: eerst naar een voorstelling van de klas van Bo, daarna Merlijn ophalen van school, hem thuis snel wat eten geven, naar circusles brengen, door naar oma om Loïs op te halen (die ik daar een paar uurtjes had ondergebracht) en terug naar Santelli om Merlijn weer op te halen. (Waar ik jeu! een verloren wantje van Loïs terugvond).
We liepen snel terug naar de auto, om gauw Bo op te kunnen halen bij haar speeladres en daarna vlug door naar huis om te koken. Het was inmiddels bij zessen.
Terwijl ik Loïs aan het vastmaken was sprak Merlijn de vreselijke woorden:
'Oh. Ik ben mijn toverstokje vergeten.'
En toen flipte ik geloof ik een beetje. Want ik had hem toch nog zo gewaarschuwd etc.
'Mag ik hem gaan zoeken?'
'Nee!'
'Alsjeblieft?'
'Nee!'
En terwijl ik, natuurlijk, intussen aan het nadenken was of ik hem misschien tóch.....toen gebeurde het.
Ik smashte de punt van de autodeur tegen mijn voorhoofd. Of mijn voorhoofd tegen de punt van de autodeur, dat kan ook. Of misschien wel allebei tegelijk, dat zou verklaren waarom het zo....hárd aankwam. Ik hoorde krak en voelde pijn, jonge, pijn! Ik heb echt staan gillen op de stoep. Omstanders kwamen in groten getale aangesneld..(haha not, er was niemand).

Ik weet nog dat ik op mijn hurken ben gaan zitten bij de deuropening en toen werd alles zwart. En toen ik weer bij mijn positieven kwam zat er een paniekerige Merlijn naast me. 'Gaat het wel, mama!?'
'Nee!' riep ik. 'Au, au, zo'n pijn.'
En ik hoorde dat stemmetje wel, hoor, in mijn achterhoofd, dat zei dat ik moest vermannen en me groot houden voor de kinderen, maar dat kon dus echt niet hè. Fok man, wat deed dat zeer. Ik dacht echt dat ik die autodeur dwars door mijn schedel had gemept.
Wat nu, dacht ik, toen het weer een soort van een beetje ging. Terug het circusgebouw in? Loïs eerst weer losmaken, honderd meter lopen, naar binnen gaan en wat dan? 'Help' zeggen?
Neh.

'Kom, we gaan Bo halen,' zei ik. En dacht: we gaan naar AJ - die toevallig in dezelfde straat woont als het vriendje waar Bo aan het spelen was.
Dus zo reed ik door het drukke avondverkeer: kermend en snikkend, terwijl het bloed in mijn oog drupte en Merlijn dingen zei als: 'Ik heb je nog nooit eerder zien huilen, mam.' De arme jongen, was door de commotie helemaal zijn toverstokje vergeten.
Klappertandend van de ellende kwam ik bij mijn vriendin aan. Die me een washandje met ijs gaf voor mijn hoofd en een glas wijn voor tegen de schrik. En besloot dat we allemaal moesten blijven eten en mijn man telefonisch sommeerde vanaf het station naar hun huis te komen. Omdat ik niet meer mocht autorijden.
Je zult maar zulke vrienden hebben, hè.

En vandaag?
Het valt mee. Geloof ik. Als ik alles gewoon wat langzamer doe heb ik niet teveel hoofdpijn. Het vervelendste is eigenlijk nog wel dat de huid van mijn halve hoofd, de linkerhelft, compleet gevoelloos is. Als ik op mijn kruin krab dan is het net alsof ik op iemand anders hoofd krab. Doodeng. Waarschijnlijk een zenuw geraakt ofzo.

Nouja. 'Vijf centimeter lager en je had je oog verbrijzeld,' merkte Henk droog op.
En zo is het maar net.