Doorgaan naar hoofdcontent

Niks te melden maar toch zin

Dat heb ik weer: heb ik ontzettende zin om te bloggen, weet ik niet waarover.
Ik heb even niks. Geen spannend avontuur, geen anekdote over Merlijn.
Ja, ik heb foto’s.
Maar ja: alwéér foto’s.

Ik kan u natuurlijk vertellen dat ik uit eten ging zaterdag. Hier.
En dat het heel erg leuk en heel erg lekker was.
En ik kan vertellen dat we zondag gingen zwemmen.
‘Met het hele gezin een keer naar het zwembad,’ wilden Bo en Merlijn al heel lang.
Het hele gezin. That includes me. En daarom duurde het een beetje lang voor het er eens van kwam.
Want ik haat zwembaden.
Met van die kleedhokjes. En natte mensen. In badpakken. En zwembroeken.
Begrijpt u me niet verkeerd, ik hou heel erg van zwemmen. Als het warm is.
Van functioneel zwemmen hou ik. Mijn lichaam laten afkoelen. In de zee, in een snelstromende beek, in een meertje, of zelfs in een zwembad: een buiten-zwembad.
Maar zo’n overdekt tropisch zwemgebeuren, dat vind ik vreselijk. En tropisch my ass: ik heb het er altijd koud. (Wat misschien een beetje mijn eigen schuld is, omdat ik altijd vrij snel in het warmste (kinder)bad beland. En daarna krijg je me dus met geen stok terug het koudere water in en is er niets anders te doen dan onder de warme douche gaan staan).

Maar heel eerlijk. Het was best geinig, zo met het hele gezin naar het zwembad.
Nee. Echt.

En op de terugweg werd ik gebeld met de vraag of Bo en ik mee gingen bowlen. (?!)
En ook dat was best geinig. Ik had de slag meteen te pakken (dat wii-en heeft me geen windeieren gelegd.) Recht door het midden gooide ik. En hard!
Hoewel dat me ook weer niet bepaald naar de overwinning leidde. Want hoe mooi recht die bal ook steeds ging, steeds bleven er twee van die rotkegels staan. Eentje links en eentje rechts. Zodat ik dus ook met geen mogelijkheid een spare kon gooien met worp 2. (Worp? Heet dat worp? Bij bowlen? Raar woord, als je dat vaak achter elkaar leest. Worp worp worp. Wojp.)

Goed. En toen was het alweer vandaag en deed ik boodschappen.
En de schoonmaker kwam.
(Hysterisch:) Oja! oja! Ik heb u nog iets niet verteld!
Ik heb actually toch iets te melden!
Ik heb, rapaa rapaa, een schoonmaker.
Een man. Een poetsman.
En hij is werkelijk fantastisch. (Mits ik hem precies vertel wat hij moet schoonmaken, dan. Want het blijft natuurlijk een man hè. Het is niet zo dat hij zelf ziet waar de etensresten liggen het stof ligt. Maar dat komt voor een controlfreak als ik nog niet eens zo slecht uit.)

Hoe ik aan hem gekomen ben is wel enigszins genant, eigenlijk.
God, ga ik dit vertellen?
Nouja, toe maar.
Het is namelijk de schoonmaker van mijn moeder.
Een paar weken geleden kwam hij volgens afspraak bij haar binnen. ‘Wat zal ik vandaag aanpakken? De badkamer? De keukenvloer?
‘Het huis van mijn dochter,’ sprak mijn moeder, terwijl ze haar autosleutels uit haar tas pakte. ‘Kom, we gaan.’

Wat een lef hè.
Mijn moeder van bijna tachtig.
Een beetje stiekem regelen dat mijn huis wordt schoongemaakt. Terwijl ik niet thuis ben.
Ik had het makkelijk kunnen opvatten als bemoeienis van de ergste soort en heel erg boos kunnen worden. Als het niet zo grappig was.

Nu heb ik dus een schoonmaker.
We delen hem, mijn moeder en ik.
De ene maandag komt hij bij haar, de andere bij mij.
Ik heb een schoonmaker.
Die vandaag de houten luxaflexdingen in de slaapkamer heeft schoongemaakt. En de kastdeuren. En de badkamer. En de wc. En de ramen heeft gelapt.
In twee uur tijd.
I hit the jackpot.