Doorgaan naar hoofdcontent

Mijn dochter

‘Wouter had vandaag zijn spreekbeurt,’ zei Bo, terwijl ik mijn tanden stond te poetsen.
En ik dacht: Wouter?

Toen Bo nog in groep 3 zat kende ik al haar klasgenootjes. De meesten waren al vanaf groep 1 met haar meegegaan, immers. Maar groep 4 is op een andere schoollocatie, en is samengesteld uit de groep 3 van Bo en een andere groep 3, van weer een andere locatie. (De school waar Bo en Merlijn op zitten ligt nogal versnipperd over de stad.)
Met die nieuwe kinderen heb ik dus nog steeds een beetje moeite. Dat ik niet zo goed kan onthouden welk gezicht bij welke naam hoort, bedoel ik. Ik doe mijn best hoor, en nu na vier maanden kom ik al een heel eind (lees: de meisjes gaan heel aardig en enkele jongens waar Bo wel eens speelt ken ik ook) maar er zijn er nog steeds een paar die een wat grijs gebied vormen samen. Joost, Sjoerd en Wouter, onder andere. Geen idee wie wie is. Nou vallen die namen wat mij betreft ook al in hetzelfde hokje, dus dat werkt niet mee, maar volgens mij lijken de jongetjes ook gewoon op elkaar.
Enfin.

‘Waarover?’ vroeg ik geïnteresseerd, met volle mond.
‘Over vulkanen en het ontstaan van de aarde.’
Ik spuugde de tandpasta in de wasbak.
Das weer eens wat anders dan de zwarte zwanen in het plantsoen.
‘Zo,’ zei ik. ‘En heb je hem een top of een tip gegegeven?’ (De klas geeft tops (top!) en tips aan elkaar. Das nieuw. Denk ik.)
‘Een top én een tip.’
‘Wat was de tip? Dat hij de volgende keer wel een wat ingewikkelder onderwerp mag kiezen?’
‘Nee,’ zei Bo. ‘Dat hij het allemaal wel wat duidelijker had kunnen uitleggen.’

(....)

‘Ik weet eigenlijk nooit zo goed wie Wouter is,’ zei ik. ‘Is dat die met die grappige vader?’
‘Die met die prikkelige haartjes op zijn wangen bedoel je?’
‘Eh..huh? Nou, weet ik veel, die met dat ronde brilletje.’
‘Nee dat is de vader van Sjoerd.’
‘Oja.. En wie is Joost dan ook al weer? Is dat die met die lange vader? Of is het die met die eh... ene moeder, je weet wel.’ Ik wierp Bo een veelbetekenende blik toe, waar ze heel hard om moest lachen.

‘Weet je,’ zei ik. ‘Ik weet geloof ik niet zo goed het verschil tussen Sjoerd en Wouter en Joost.’
‘Weet je,’ zei Bo. ‘Ik ook niet.’

En daar moest ik dan weer heel hard om lachen.