Doorgaan naar hoofdcontent

Kijk eens wat ik op straat vond!



1. Ik ben bang voor chloor. Voor bleek. Sinds mijn moeder mij als kind eens opdroeg om ‘even die gele fles met die rode dop uit de bijkeuken te halen’. Ik deed wat me was opgedragen en hield daarbij de fles tegen mijn buik geklemd, met als resultaat een witte vlek op mijn prachtige roodfluwelen lievelings-sweater. Of beter gezegd, een niet-vlek. De Glorix had plaatselijk de kleur van mijn trui gestolen. Ik vond dat zó erg! Totale ontluistering. Dat iets daar toe in staat was, dan ging mijn voorstelling te boven. En nog, eigenlijk.

2. Om even bij de chemische middelen te blijven: je kunt me niet gelukkiger krijgen dan als het doucheputje verstopt zit. Want dan mag ik met de Caustic Soda. (Kent u dat, Caustic Soda? En goedje dat zo gevaarlijk is en volgens mij zo slecht voor het milieu, dat ik niet begrijp dat het nog steeds verkocht mag worden?) Ik strooi een flinke scheut korrels in de afvoer, giet er kokend water op. En dan begint het te bruisen, te borrelen. Met een ziedend geweld wordt de leiding schoongevreten, alle haren, alle vetresten verdwijnen als sneeuw voor de zon. Het is.. magic. Het is.. heerlijk. En na afloop schaam ik me diep.

3. Toen ik een jaar of 8 was had ik iets raars met de stem van Lenny Kuhr. Het was de manier waarop ze de 'r' uitsprak en iets in haar timbre, waar ik 'het' van kreeg; een soort verliefderig gevoel. Ehm ja.

4. Ik heb een serieus autoriteitsprobleem. Het is maar goed dat ik niet voor een baas werk. Als iemand me vertelt wat ik moet doen en wanneer ik het moet doen dan word ik onmiddellijk obstinaat. De middelbare school was wat dat betreft dan ook een vreselijke tijd, die ik heb doorstaan door aan de verplichte dingen altijd stiekem mijn eigen draai te geven. Zo heb ik in mijn eindexamenjaar bloedserieus een spreekbeurt gehouden over kabouters, gebaseerd op het boek van Rien Poortvliet. Ik bracht authentieke opnames ten gehore van een kaboutergesprek (de lp van Paulus de Boskabouter versneld afgespeeld) en liet onder een struik gevonden kabouterschoeisel (een barbie-laars bekleed met konijnenbont) de klas rondgaan.
Het is me gelukt om gedurende de hele spreekbeurt in mijn rol te blijven - ondanks het voortdurend gegiechel van mijn klasgenoten en de kostelijke uitdrukking op het gezicht van de leraar Nederlands (Neemt ze me nou in de maling? Of gelooft ze echt dat kabouters bestaan?) en ik kreeg een negen.

5. Ik moet altijd heel hard lachen om mijn eigen grapjes. Omdat ik ze meestal echt heel erg leuk vind.

6. Ik ben totaal niet stressbestendig. De combinatie van drie kinderen en een beroep waarbij ik te maken heb met deadlines zorgt er regelmatig voor dat ik stapelgek word. Maar ik ben tenminste eigen baas.

7. Ik heb eens een lampje gestolen uit een hotel in Antwerpen. Lang verhaal.

8. (Kopie van een reactie die ik eens gaf op het weblog van Frank) Ik moet elke maandag naar de supermarkt om de boodschappen voor de hele week te doen en ik kan niet naar de supermarkt zonder lijstje. En dan niet zomaar een lijstje, maar een volledig kloppend, precies-op-deze-manier-loop-ik-door-de-gangpaden-lijstje. Ik stuurde Henk eens met mijn lijstje naar de Jumbo en die belde mij halverwege hikkend van de lach op. 'Alles staat op volgorde,' riep hij. 'Ik wed dat als ik nu, zonder te kijken, mijn arm uitsteek dat ik een blikje tonijn te pakken heb.'

9. Ik denk dat het geluk brengt als ik precies om 18:06 naar de digitale klok in de keuken kijk. Omdat 18 juni mijn verjaardag is. En de mooiste datum van het jaar.

Tsja. Het zijn tot nu toe misschien niet echt de bekentenissen waarvan het plaatsvervangend schaamrood u naar de kaken vliegt.
Misschien deze dan?
10. Ik drink elke dag wijn. El-ke dag. Twee glazen. Eén tijdens het koken en één bij het eten. En in het weekend en op feestjes wel eens een glaasje meer.