Doorgaan naar hoofdcontent

Een jaar geleden

Dinsdag 20 mei 2008

Lief kindje in mijn buik, lieve Loïs,

Morgen is onze grote dag, morgen ga ik je op de wereld zetten. Hoe ongelofelijk spannend is dat!
9 maanden heb je in mijn buik gezeten, ik heb je gevoeld onder mijn hart, ik heb door mijn huid heen je hoofdje en je rug geaaid, ik heb met je voetjes gespeeld....en morgen mag ik dan eindelijk naar je kijken, je in mijn armen houden.
Lijk je op je grote broer en zus, of ben je misschien heel anders? Het is gek: ik kan me nu geen voorstelling van je maken maar ik weet zeker dat ik je meteen zal herkennen.

Ik heb nog twee wensen. Ik wens dat je het laatste stukje van je reis goed doorstaat en ik wens dat je gezond bent.

Klein meisje, ik hou van je......tot morgen!




Dit schreef ik, precies een jaar geleden. Ménmén wat was ik zenuwachtig. Heel gek hoor, zo’n ingeleide bevalling: nog 6 nachtjes slapen, nog 5 nachtjes slapen, nog 4 nachtjes slapen...aftellen zoals ik niet meer had gedaan sinds de dagen voor mijn tiende verjaardag.

Na twee horror-bevallingen met het nodige scheur- knip- en trekwerk was mijn bekkenbodem niet meer echt om over naar huis te schrijven in hele goede staat. Daarom werd al vroeg in de derde zwangerschap besloten dat ik een keizersnee zou krijgen. En dat vond ik, zacht gezegd, een prima idee.
Maar u weet, misschien wel uit ervaring, hoogzwangere vrouwen zijn altijd een beetje eh.....vreemd. Of wat zei Henk ook al weer? Zo gek als een deur. Hoe dan ook, toen de gynaecoloog een week voor de geplande keizersnee-datum, na hernieuwde inspectie van bovengenoemde bekkenbodem, opperde dat ik – mits ik het zelf zag zitten – ook wel ‘gewoon’ mocht bevallen, riep ik: “Ja, dat doen we!”
Henk daarmee de schrik van zijn leven bezorgend. Want die zag zichzelf al helemaal relaxt in de O.K. staan, met een mondkapje en zo’n kekke blauwe badmuts.
Maar helaas. Deze vrouw. Ging. Voor de derde keer. Baren!
Ingeleid, dat wel. En gewoon op de datum die al vaststond voor de keizersnee, met 38 weken en 2 dagen.

En toen dus, die laatste dag. Ik wist echt niet hoe ik die door moest komen. Ik maakte nog wat foto’s van mijn buik, pakte drie keer opnieuw mijn koffer in, deed mijn best om niet kattig te doen tegen iedereen die me succes kwam wensen (want ik – sukkel – had natuurlijk de datum rondgebazuind) en ijsbeerde voornamelijk door het huis met mijn ziel onder de arm. ’s Avonds kon ik mijn gevoelens enigszins kanaliseren en schreef mijn, summiere, ‘brief aan ongeboren kind’.

De volgende ochtend – B-day – brachten we Bo en Merlijn naar de buren en reden naar het ziekenhuis. “Hallo,” giechelden we, op de afdeling aangekomen, “we hebben nog niet ontbeten.” Waarop de verloskundige zei: “Weet je wat, we breken eerst even de vliezen, dan brengen we jullie lekker wat boterhammen en koffie, en daarna doen we die truc met het infuus.”

Zo gebeurde. Vliezen breken (oeh, eng), ontbijten, infuus.
Kletsen, wachten, wee. Wee? Ieieieieieie!
En om 3 voor 12, na een 'modelbevalling', die vanaf het aanleggen van het infuus precies drie uur heeft geduurd, (natuurgeweld, oerkracht, etc.) kwam Loïs ter wereld.

Weet u wat ik doe, ik laat u mijn lievelingsfoto zien.





“Wat gek,” zei iemand, “je kijkt helemaal niet vertederd naar je kindje.”
Nee, hier net even niet, nee.
Maar ik weet nog precies wat ik voelde toen ik daar zo achterover lag, met het prachtige roze kind in mijn armen.
Ik voelde me geweldig. Onoverwinnelijk. Sterk. Trots. En ultiem gelukkig: al mijn wensen waren vervuld.