Doorgaan naar hoofdcontent

Nauwelijks een poepverhaal

De ochtend begon vandaag nogal ongebruikelijk.

Namelijk met Henk, opgesloten in het toilet.

En daar had hij al zeker 20 minuten gezeten voor dit nieuws mij bereikte.

Ik werd wakker van twee kinderen naast mijn bed, die mij vertelden dat 'papa' de deur van de wc niet meer open kreeg.
"Echt niet."
Dus ik ging maar eens kijken, beneden.
En riep: "Hallo?" tegen de dichte deur.
"Ja het slot wil dus niet meer open!" klonk de stem van Henk van de andere kant. En hij zei nog iets wat niet al te vriendelijk klonk, maar dat verstond ik niet meer want ik was al op zoek gegaan naar een schroevendraaier. Om dat varkentje wel eventjes te wassen. (Met een trucje dat ik nog kende van een paar maanden geleden toen Merlijn plotseling de rare gewoonte had zichzelf op te sluiten in de badkamer.)
Maar hee, wat gek. Dat ging niet! Het slot zat echt vast. Geblokkeerd. Jammed. Stuck.
Geen beweging in te krijgen.
Ook niet als ik heel hard heen en weer wrikte met de schroevendraaier.
En ook niet als Henk tegelijkertijd van binnenuit hetzelfde deed met de knop.

De deur er dan maar uit? Nee, dat kan bij ons niet. Wij hebben van die moderne deuren, waar je niet even een scharnierpen uithamert. Om een deur eruit te halen moet je hem eerst omhoog tillen, maar dat kan dus alleen als ie openstaat.

"Jongens, ik denk dat we de brandweer moeten bellen," sprak ik jolig.
Want inmiddels hadden we dikke pret.

"Je moet de deurkruk er afschroeven," riep Henk. "Schiet een beetje op!"
En ik waarschuwde: "Ik zou maar niet zo onaardig doen als ik jou was. Jij bent helemaal niet in de positie om onaardig te doen. Want wie heeft hier het gereedschap? Wie kan hier meer dan een halve meter weglopen? En zal dat ook zeker doen als je zo doorgaat? Nou?"
Dat zei ik natuurlijk allemaal niet echt.
En dat hoefde ook niet, want de situatie was zonder dat al grappig genoeg.

Maar het schoot inderdaad niet op.
Want om de deurkruk eraf te schroeven moest ik eerst een inbussleutel zoeken.
En Bo en Merlijn liepen heel onpraktisch om me heen te springen, hardop fantaserend over brandweermannen en hoe spannend het zou zijn als die echt zouden komen.
Bovendien moest ik heel nodig plassen.
Wat op zich wel weer een reden was om toch maar te proberen zo snel mogelijk die deur open te krijgen.
Dus ik schroefde en inbuste dat het een aard had. En waardoor het uiteindelijk lukte weet ik niet, maar op een bepaald moment kon de deur weer open en kwam Henk zichtbaar opgelucht naar buiten. Blij dat ik zo’n plezier had gehad, maar ook mij verzekerend dat het echt niet leuk was geweest om drie kwartier in zo’n kleine ruimte te zitten. Met de WC-eend.

Nee. Ja. Dat wilde ik best geloven. En ik dacht: Stel je voor dat mij dit was overkomen! Op een doordeweekse dag, zo om een uur of 10 ’s morgens. En dat ik dan riep en riep en riep, en op de deur bonsde, maar dat niemand me kon horen. En dat Loïs dan honger kreeg en heel hard ging huilen, uren lang, hartverscheurend. En dat ik dan helemaal gek werd! En dat er dan pas op z’n vroegst om 3 uur ’s middags alarm werd geslagen, als er tenminste iemand was die het raar vond dat mijn kinderen niet van school werden opgehaald.
Pfff, ik kreeg het benauwd van het idee alleen al.

Tot ik me realiseerde dat dat helemaal niet nodig was!
Want ik doe nooit de deur op slot als ik alleen thuis ben!
Ik laat hem altijd gewoon wagenwijd open staan.